hoord had. Hij stak de hand op naar nog een paar naaktlopers, dat juist binnenkwam.
‘Ik hoopte hier vanavond jouw zoon te treffen,’ voegde Hannes eraan toe.
Ditmaal had hij wèl beet. ‘Waarom?’ vroeg de makelaar, duidelijk verstoord.
‘In Rostal wordt verteld dat hij iets meer van het ongeval weet...’
‘In Rostal vertellen ze wel meer klinkklare onzin!’ stoof Felix Roebeke boos op.
‘Hoe weet jij zo zeker dat jouw zoon niets van het ongeval weet?’
‘Omdat hij die avond thuis was!’ baste de makelaar.
‘Johan Sterkens beweerde dat hij en jouw zoon de avond doorbrachten in “De Volmolen’ te Lier...’
‘Thuis of in Lier: mij om het even!’ foeterde Felix Roebeke. ‘Ik ken mijn zoon: als hij zegt dat hij van niets weet, dan is dat ook zo... Hij kan trouwens te allen tijde zoveel alibi's krijgen als hij wil, snap je?’
‘Neen!’ beet Hannes hem toe. ‘Als hij werkelijk die avond thuis was, wil ik dat absoluut ook door jouw vrouw bevestigd horen.’
‘Als je mijn vrouw lastig valt, laat ik arresteren!’ vloog de makelaar op.
‘Wat voor kinderachtige potentatenpraat is me dat!’ spotte Hannes.
‘Mijn vrouw werd reeds verhoord!’ brieste Felix Roebeke. ‘Door de bevoegde instanties terzake! Wat loop jij hier dan nog op te rakelen? Jij hebt beslist te veel politiefeuilletons op de televisie gezien... Stuk onbenul!’
‘Kom nu,’ suste Hannes. ‘Gedraag je asjeblieft een beetje gecivilizeerd.’ Het volgende ogenblik keek hij in het gelaat van een in het zwart geklede man met een baardje en een snorretje en met een donkere bril. ‘Mag ik meneer verzoeken de zaak stante pede te verlaten,’ zei die vlak.
Hannes schudde verbouwereerd het hoofd. ‘Waarom?’