betekent echter nog niet dat we in het café de Kempense tee van grootmoeder schenken. Bij mijn weten ben jij zelfs de eerste die er hier naar vraagt.’ Ze nam een sigaret uit een pakje op de tapkast en stak ze op. ‘Wij plukken elk jaar lindebloesems voor een broer van mijn man, die in Turnhout groothandel drijft in dieet- en natuurvoeding. Mijn man zit op dit ogenblik ergens langs de Nete moerasspirea te plukken...’
Hannes trok zijn portefeuille uit zijn achterzak en haalde er een bidprentje uit. Weemoedig keek hij naar het heidelandschap dat er van voren opstond. ‘Eigenlijk kwam ik langs om je dit te geven.’ Hij legde het prentje vóór de vrouw op de tapkast.
Nieuwsgierig duwde ze het open. ‘Helge Orban...’ las ze luidop. Ze keek verrast op. ‘Ach, meneer, nu begrijp ik het... Hij leek sprekend op jou... Hoe afschuwelijk, nietwaar? We waren er allemaal erg van onder de indruk. Die vriend van hem, Reg de Valk, is hier verleden zaterdag nog geweest... De politie is de meisjes tweemaal een verhoor komen afnemen... Weten ze nu al wat meer?’
‘Ze schijnen ervan overtuigd te zijn dat het een ongeval was...’
De vrouw trok zwaar aan haar sigaret. ‘Wel, meneer, dat hebben mijn man en ik dadelijk gezegd. Wie zou zo een prachtkerel als Helge nu kwaad willen doen hebben? We zijn hier in de Kempen... Bij mijn weten is in Rostal nooit iemand moedwillig... om het leven gebracht.’
‘Kun je mij misschien de Kapelletjesweg aanwijzen? Ik zou die plaats toch weleens willen zien...’
De vrouw draaide zich om. ‘Sigrid!’ riep ze in de richting van de openstaande deur. ‘Sigrid!’
Een ogenblik later verscheen een verbijsterend knap meisje in de deuropening. Ze hield een opgerolde magazine in de hand. ‘Wat is er?’
‘Meneer is de vader van Helge,’ zei de vrouw. ‘Hij zou de plaats willen zien waar zijn zoon verongelukte.’