Even later kwam ze weer, met een matrode map in de handen. ‘Je weet wellicht niet,’ zei ze zacht, ‘dat je vader er altijd van droomde eens een boek over ons dorp te schrijven... Geen geschiedkundig werk, zoals de meeste schrijfvaardige onderwijzers van zijn generatie dat over hun dorp deden, maar een écht boek, een roman... Een maand vóór zijn dood begon hij eraan. De dokter had gezegd dat hij nog zeker een jaar te leven had. Die tijd volstond, meende hij. Het mocht niet zijn. Doch het eerste hoofdstuk las hij mij voor, vijf jaar geleden, op een herfstavond.’ Ze legde de map in mijn handen en ging weer zitten.
Met grote ogen las ik het motto: ‘Zelfs wie volkomen gelijk heeft, denk ik, heeft onvermijdelijk een beetje ongelijk; en wie ongelijk heeft, heeft ook wel een tikkeltje gelijk. Absolute maatstaven in dit leven zijn er immers niet. Alleen God is zo'n maatstaf, en toch... heeft ook hij niet helemaal gelijk, want anders bestond de duivel niet.’ Dat was mijn vader ten voeten uit: een moralist én een sarkast. Ik rook even aan het bundeltje papier. Alleen de eerste bladzijden waren uitgetikt...
‘Er was eens een dorp waar niets ooit écht goed liep. Van eensgezindheid en samenwerking was er nooit sprake. Zelfs op het voetbalveld kwam dat soms tot uiting. Tot verbazing van de scheidsrechter, de grensrechters, de toeschouwers en de tegenpartij begonnen de voetballers van het lokale elftal dan tegen elkaar te spelen, met - vanzelfsprekend - desastreuze gevolgen: dubbele verliescijfers en zo. Alleen in de jaren dat het elftal samengesteld was uit leden van één familie, liep het gesmeerd en promoveerde de klub tot in de Vierde Nationale Afdeling. Toen echter die familieleden de voetbalschoenen aan de haak gehangen hadden, roetsjte de klub weer naar de plaats waar anderhalve man en een paardekop koning waren. Kranendonk was de naam van het dorp. In de tijd van de Franken had het Malberg geheten, maar in de middeleeuwen was het uiteengevallen in Kranendonk en Muisdonk... tot de onzalige politieke rage uit de jaren zeventig om kleinere gemeenten te fusioneren er weer één dorp, Groot-Kranendonk of kortweg Kranendonk, van gemaakt had.
En toch was het een mooi dorp: de Nete sneed het doormidden, en in de vallei waren vele loofbossen; wat verder - aan weerszijden van het water - lagen lange rijen heiduinen, en daarachter strekten zich onmetelijke dennenbossen uit. De inwoners van Kranendonk noemden de mensen van Muisdonk “die van over 't water”, en de inwoners van Muisdonk noemden de mensen van Kranendonk “die van de stad”. In beide omschrijvingen lag veel minachting, en nog meer hoon.