ste wezen ter wereld is beslist de koekoek. Het koekoeksmannetje keert in de lente het eerst weer uit Afrika. Het koekoekswijfje (dat alleen maar giechelt en blaast) leeft met verscheidene mannetjes in een broedgebied samen. Waarschijnlijk legt het wijfje een twintigtal eieren in nesten van de vogelsoort waardoor het zelf is grootgebracht. Meer dan honderdtwintig soorten van zangvogels worden het slachtoffer van dit broedparasitisme. Alleen de huismus, ogenschijnlijk een sloortje, laat zich niet in de luren leggen, alhoewel een koekoeksei niet groter is dan een musseëi: ze weigert een koekoeksjong te voeren. De koekoek durft zijn ei, dat een uitzonderlijk dikke schaal heeft, gewoon op de grond leggen en dan met de bek in het nest van de ‘waardvogel’ deponeren. In het koekoeksjong ontwaakt een halve dag na zijn geboorte de reflex om alles uit het nest te kieperen. Zijn vuurrode bek en zijn bedelende geluiden zijn onweerstaanbaar voor de pleegouders. Heel vlug is hij volwassen en... vertrekt hij naar Afrika, zonder ooit zijn ouders te hebben gezien... Eenzamer kan een levend wezen moeilijk zijn, maar toch...
Na de koekoek komt de mens, of zal alleszins binnenkort de mens komen. In minder dan een halve eeuw heeft de mens zijn hang naar geborgenheid en samenhorigheid, zijn drang naar honkvastheid en vertrouwen schenkende buurtschap verloren of verkwanseld. De vervreemding woekert. Luxe, gemakzucht, goedkope en oppervlakkige pret, libertinage en amerikanisme: die dingen hebben de mens uit zijn gemeente, zijn dorp, zijn oude leefgemeenschap, zijn familie, de entourage van traditie en morele fierheid... weggelokt. De eenzaamheid komt, onvermijdelijk, en met de eenzaamheid de bezinning, én de wroeging. Maar het zal onherroepelijk te laat zijn. Deze beschaving zal wellicht te gronde gaan aan eenzaamheid. De dag dat de zinloosheid van het klatergouden leven uit dit tijdperk werkelijk tot de mens doordringt, zal hij het wanhopigste wezen ter wereld worden. En wanhoop kan tot alles leiden, kollektieve wanhoop zou ons naar