Toen ik gisteren met mijn petekind Dagmar, het dochtertje van Bart en Ingrid, door het achterdijkse land van de Nete fietste en wij voorbij de verschrikkelijk stinkende waterzuiveringsinstallatie reden, vroeg ik in een opwelling: ‘Ga je mee naar Groenland, Dagmartje?’ Ze keek me ernstig aan, met die grote blauwe ogen van haar. ‘Jàààààt!’ zei ze, met de vreemde Skandinavische a die ze zich aangewend heeft. Het zal er dus wellicht ooit nog van komen... Bart is er trouwens mee bezig de idealen van Groenland in praktijk te brengen... Zijn leghornen zijn zo oud, dat ze niet eens meer weten wat eieren zijn. Doch hij weigert ze weg te doen... ‘Ze mogen tot aan hun dood van een rustige oude dag genieten,’ zegt hij.
Toen ik de voorgaande zin geschreven had, begon het te regenen. Ik hoorde de druppels op het glazen dak van de veranda beneden mijn raam kletteren. Met een ruk ontwaakte ik uit mijn roes... Maaike en Marlies waren Betty gaan bezoeken in de kraamkliniek te Lier. Voor ze vertrok, had Maaike me nog op het hart gedrukt dat ik zeker de spulletjes van Hans, mijn eerste kleinzoon, niet mocht laten nat worden... Ik spurtte naar beneden, het huis door, de tuin in... en speldde vliegensvlug de onooglijke stukjes tekstiel los van de waslijn. Toen ik weer in de veranda kwam, was ik kletsnat. Mijn hart bonsde zwaar. Ja, hoe zit dat met die motor van mij? Zou die nog wel bestand zijn tegen de verrukking van Groenland? Ik begin oud te worden.
16 mei 1987