Twee moppen (naverteld)
1
Pietersen heeft van een collega op kantoor, tevens overbuur, gehoord dat het paard en de kar van de groenteman altijd zo lang voor de deur van Pietersen staan als Pietersen op kantoor is. ‘Die groenteman versiert je vrouw, neem dat maar van me an.’ Pietersen wil het niet geloven. ‘Ze zien het paard en de groentekar iedere dag wel drie kwartier voor je deur staan. Als ik jou was zou ik op die tijd eens door het sleutelgat gaan kijken.’ Pietersen heeft daar eerst geen oren naar maar hij wil tenslotte toch weten of er iets van die praatjes waar is. ‘Goed, ik ga morgen niet naar kantoor, ik wacht in het café op de hoek tot ik dat paard met die kar voor m'n deur zie staan en dan ga ik wel eens een kijkje nemen.’
De dag daarna is Pietersen weer op kantoor. ‘En, heb je wat gezien?’ vraagt de vriend. Pietersen kijkt hem geëmotioneerd aan: ‘Ja, je hebt gelijk gehad, het was zoals je zei.’ ‘En wat heb je gedaan?’ ‘Ik was woedend, dat kan je begrijpen.’ ‘Nou, en?’ ‘Ik heb dat paard toch 'n tràp gegeven...!’