Sommige regels
Een probleempje waar zich reeds menig piekeraar mee geamuseerd heeft is het volgende: ‘Alle regels hebben uitzonderingen. Deze uitspraak (“a”), zelf een regel zijnde en dus zelf uitzonderingen hebbende, leidt tot de uitspraak: Behoudens uitzonderingen, hebben alle regels uitzonderingen, met andere woorden: Niet alle regels hebben uitzonderingen (“b”).’
Het uitgangspunt ‘a’ wordt dus tegengesproken, maar de conclusie ‘b’ dankt juist haar bestaan aan de toepassing van het uitgangspunt ‘a’, en moet dus, als gegrond op een fout uitgangspunt, worden tegengesproken!
Nu geloof ik dat een uitspraak nooit betrekking heeft op zichzelf. Een ‘uit’-spraak spreekt zich uit, concentreert zich niet op zichzelf. Ze is als een oog, dat zichzelf niet ziet, en ook niet de wil heeft zichzelf te bekijken; of als iemand die een kamer binnenkomt en constateert ‘er is hier niemand’, terwijl hij er toch zelf aanwezig is.
En toch, dat een uitspraak (‘oordeel’ is eigenlijk de betere term) nóóit betrekking heeft op zichzelf, is misschien teveel gezegd. Wanneer ik zeg ‘ik spreek nu’, dan kan ik met het uitspreken van die drie woorden uitdrukkelijk het uitspreken van die eigenste drie woorden bedoelen. Maar dat is kunstmatig, zoals het oog alleen kunstmatig - in een spiegel - zich of althans zijn spiegelbeeld kan bekijken. Normaliter moet men, logisch te werk gaand, zeggen: het oordeel zelf is niet aan zijn inhoud ondergeschikt. Wel kan men een oordeel achteraf onjuist vinden. Nu is ‘alle regels hebben uitzonderingen’ inder-