woorden niet begrepen worden, dat hoeft de lezer en ook de schrijver zich niet aan te trekken. De lezer heeft zich in het een of andere gedicht niet herkend, de schrijver, van zijn kant, is te weinig universeel, te weinig echt diep menselijk geweest. Dat is geen bezwaar, een andere lezer zal zichzelf er juist wel, heel bijzonder, in gevonden hebben. Dat vond zij ook, maar ze wilde toch graag - nieuwsgierig - mij tot een enkele kernachtige samenvatting van mijn werk brengen.
Wilt u dan dat ik al mijn gedichten - het zijn er weliswaar niet erg veel - in één enkel woord samenvat? zei ik. ‘Ja,’ zei zij, ‘of in een enkele zin of in een paar zinnen.’ ‘Nou, u maakt het mij wel lastig,’ zei ik, want zij hielp mij ook niet om tot zulk een beknopte samenvatting te komen. Ze was geen groot gedichtenlezer, zei ze. Ik vroeg of ze er een paar van me kende. Dat niet, maar ze had toch wel al vaak over me gehoord. Ik had misschien toch een aantal gedichten van me moeten gaan voorlezen, maar ik had daar die dag toevallig zo weinig puf in.
Ik wist tenslotte niet anders te doen - het tweede kopje thee was ook al op en van de wafels at zij er maar een - dan naast haar op de tamelijk brede fauteuil te gaan zitten, mijn rechterarm om haar schouder te slaan en haar vrij lang op haar mond te zoenen. Het werd bijkans zo'n echte filmzoen. De trouwdag werd bepaald op een zo nabij mogelijk liggende datum, zodat het interview wel mijn merkwaardigste interview mag heten. Als 't nu maar blijft goed gaan. Niet wéér scheiding van tafel en bed. Want dat is ook niet alles.