Een machine heeft een soort ziel
Wanneer ik 's avonds of 's nachts met een schuin oog kijk naar mijn Vincent, dan klopt mijn hart soms even sneller (ter verduidelijking: ik heb drie Vincent motorfietsen 1000 cc's, een, soms twee, staat in mijn slaapkamer, twee resp. een, in de garage van een vriendelijke buur).
Dat ontwerp, die onopgesmukte macht, die reserve. En al dat werk dat er door mij aan besteed is, al die reeksen van uren om ze van allerlei slijtage- en valpartijgebreken weer goed te krijgen, ze in vorm te brengen, te onderhouden.
Die smalle bouw, die 56 pk, die doodlangzame stationaire slag, de moeiteloze flits naar de energie door meer gas... Het zijn wezens. Het zijn wezens, door hun ontwerper - i.c. Howard R. Daves en na de oorlog Phil Irving.
Als hij oud is (mijn oudste, de snelste, is van '46), is het restaureren reeds vele jaren aan de gang geweest. Je kent, omdat je hem 2e (3e of 4e?) hands gekocht hebt, de machine alleen zó. Oud, besleuteld, maar met het onverwoestbare karakter en de weinig verminderde snelheid van het ontwerp. En al strevende, vechtende, het ding helemaal goed te krijgen, is het voor je eigen gevoel zó dat je bouwt. Je beseft niet dat je alleen maar bezig bent te pogen te herstellen wat hij ooit in volle glorie geweest is.
En toch, misschien wordt hij eerst nu wat hem past te zijn: de machine van hem die hem trouw is tot in zijn verval, hem opbouwt, repareert - in een woord: die hem het meest waardeert.