door die ongelukkige kramptoestand getroffen. Langzaam maar zeker zetten zij een rem op elke handeling die door hun nieuwe wereld onmatig of buitensporig gevonden zou kunnen worden. (...) Persoonlijk vind ik de veranderingen die zich in de Nederlanders voltrekken als zij volwassen worden bijzonder jammer, (...)’
Op deze woorden zou ik willen reageren met: Nu, ik ook. Ik vind dat ook jammer; het lijkt mij dat wij meer naar de Afrikaanse wereld toe moeten, waar dit verschil tussen volwassene en kind - dat de hertog van Baena in Nederland zo opvalt - niet zo dominerend en drukkend is.
Er wordt heden zoveel gedacht over nieuwe leefvormen, mogelijke morele verschuivingen, gedurfde vernieuwing van verouderde inzichten, dat ik het waag daar ook een suggestie aan bij te dragen.
Een suggestie, een hypothese, om te toetsen aan waarachtige ethische normen, rede en praktijk. Juist omdat het mij ernst is, beschouw ik mijn idee als niet meer dan een suggestie ter serieuze overweging. Geen overhaasting, alleen maar eens even (een jaar of dertig misschien) wennen aan de gedachte. En die dan wellicht, wanneer die te licht bevonden is, verwerpen. Een jaar of dertig, zei ik. Want een jaar of dertig zal deze eeuw van het kind nog duren. Was het Montessori?, Pestalozzi?, die het eerst dat nu zo overbekende woord gebruikt heeft? Ik weet het niet en ik weet niet of het met zekerheid vast te stellen is. Wel weet ik dat het een heel scherpe constatering was, die het blijkbaar telkens en telkens weer verdraagt herhaald te worden.
Maar zou het nu eens niet kunnen zijn dat het leven in de eeuw