't Gereformeert gezangboek over de voornaamste gevallen en waarheden van 't Christendom
(1712)–François Halma–Op de zangwyze van den XXIV. Psalm.P.55.![]() O Eeuwig Koning, Godt, en Heer,
Ik zet my aan uw tafel neer,
Om 't heilig Sakrament t' ontfangen:
Dat uwe goedheit my behoe,
Opdat ik 't niet onwaardig doe,
En aan het teken blyve hangen.
4 O Heilant, neem myn hart toch in,
Opdat gy 't quaad daar in verwinn',
En koom 'er met uw' Geest in werken
Boetvaardigheit, geloof, en deugt;
| |
[pagina 60]
| |
Schenkm' uwen troost, genaad' en vreugdt,
Om my in uw verbondt te sterken.
3 Berei gy zelfs, myn hart, ô Godt,
En geef my 't zalige genot
Van Iesus, uwen Zoon' in 't eeten:
Geef my te drinken 't offerbloet
Van hem; zoo heilzaam voor 't gemoedt,
Geprangt door 't knagende geweeten.
4 Dat ik uw tafel niet bevlekk',
Als ik de handt naar 't broodt uitstrekk',
En naar den kelk, als heilge panden,
En zegelen van uw verbondt;
Die niemandt ooit onschuldig schondt;
Meer dan eer Moses offerhanden.
|
|