Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijVan het Gebedt.45. Sondagh.116. Vrag. Waerom is 't Gebedt den Christenen van nooden ? Ant. Daeromme, dat het dat voornaemste stuck der danckbaerheydt is, welcke Godt van ons vordert. Ga naar margenoota Ende dat Godt sijne genade ende den Heyligen Geest alleen dien geven wil, die hem met hertelicke suchten sonder ophouden daerom bidden, ende daer voor dancken. Ga naar margenootb 117 Vra. Wat behoort tot een sulck gebedt dat | |
[pagina (21)]
| |
Godt aengenaem zy, en van hem verhoort werde ? Ant. Eerstelick, dat wy alleen den eenigen waren Godt, die hem in sijn woordt geopenbaert heeft Ga naar margenootc, om alle het gene dat hy ons geboden heeft te bidden Ga naar margenootd, van herten aenroepen Ga naar margenoote. Ten anderen, dat wy onsen noot ende elendigheydt recht ende grondelick kennen Ga naar margenootf, op dat wy ons voor den aengesichte sijner Majesteyt verootmoedigen Ga naar margenootg. Ten derden, dat wy desen vasten grond hebben Ga naar margenooth: dat hy ons gebedt, niet tegenstaende dat wy sulcks onweerdig zijn, om des Heeren Christi wille sekerlick wil verhooren Ga naar margenooti, gelijk hy ons in sijn woort belooft heeft. Ga naar margenootk 118 Vrag. Wat heeft ons Godt bevolen van hem te bidden ? Antw. Alle geestelicke ende lijflicke nootdruft Ga naar margenootl, welcke de Heere Christus begrepen heeft in 't gebedt, dat hy ons selve geleert heeft. 119 Vrag. Hoe luydet dat Gebed ?
Antw. ONse Vader, die in de hemelen zyt. Ga naar margenootm Uwen name werde geheyligt. Uw' Koninckrycke kome. Uwen wille geschiede, gelyk in den hemel [alsoo] oock op der aerden. Ons dagelicks broodt geeft ons heden. Ende vergeeft ons onse schulden, gelyck oock wy vergeven onse schuldenaren. Ende en leyt ons niet in versoeckinge, maer verlost ons van den boosen. Want u is 't Koninckrycke, ende de kracht, ende de heerlickheydt in der eeuwigheydt. Amen. | |
46. Sondagh.120 Vra. Waerom heeft ons Christus geboden, Godt alsoo aen te spreken: Onse Vader ? Antw. Op dat hy van stonden aen in 't beginsel onses gebedts, in ons de kinderlicke vreese ende toeversicht tot Godt verwecke Ga naar margenoota, welcke beyde de gront onses gebedts zijn: namelick, dat Godt onse Vader door Christum geworden is, ende dat hy ons veel weyniger afslaen sal het gene dat wy hem met rechten geloove bidden, dan onse vaders ons aerdtsche dingen ontseggen. Ga naar margenootb 121 Vrag. Waerom wert hier toegedaen: Die in de hemelen zijt ? Antw. Op dat wy van de hemelsche Majesteyt Godts niet aerdtschelick en gedencken Ga naar margenootc, ende van sijne Almachtigheydt alle nootdruft des lijfs ende der ziele verwachten. Ga naar margenootd | |
47. Sondagh.122 Vra. Welck is de eerste Bede ? Anw. Uwe name werde geheyligt. Dat is, Geeft ons eerstelick dat wy u recht kennen Ga naar margenoota, ende u in alle uwe wercken, in welcke uwe almachtigheyd, wijsheyd, goetheydt, gerechtigheyd, barmhertigheydt, ende waerheydt klaerlick schijnet, heyligen, roemen ende prijsen. Ga naar margenootb. Daer na oock, dat wy al ons leven, gedachten, | |
[pagina (22)]
| |
woorden, ende wercken alsoo schicken ende richten, dat uwe naem om onsent wille niet gelastert, maer ge-eert ende gepresen werde. Ga naar margenootc | |
48. Sondagh.123 Vra. Welck is de tweede Bede ? Antw. Uw' Koninckrijcke kome. Dat is, Regeert ons alsoo door uw Woord ende uwen Geest, dat wy ons langhs soo meer u onderwerpen Ga naar margenoota: bewaert ende vermeert uwe Kercke Ga naar margenootb, verstoort de wercken des duyvels, ende alle gewelt, het welck hem tegen u verheft, mitsgaders alle boose raedslagen, die tegen uw heylig woord bedacht werden Ga naar margenootc, tot dat de volkomentheydt uwes Rijcks toekome Ga naar margenootd, daer in gy alles sult zijn in allen. Ga naar margenoote | |
49. Sondagh.124. Vra. Welck is de derde Bede ? Antw. Uwen wille geschiede, gelijck in den hemel [alsoo] oock op der aerden. Dat is, Geeft dat wy ende alle menschen onsen eygenen wille versaken Ga naar margenoota, ende uwen wille die alleen goed is, sonder eenigh tegen spreken gehoorsaem zijn Ga naar margenootb, op dat alsoo een yegelick sijn ampt ende beroepinge soo gewillighlick ende getrouwelick magh bedienen ende uytvoeren Ga naar margenootc, als de Engelen in den hemel doen. Ga naar margenootd | |
50. Sondagh.125 Vra. Welck is de vierde Bede ? Antw. Ons' dagelicks brood geeft ons heden. Dat is, Wilt ons met alle nootdruft des lighaems versorgen Ga naar margenoota, op dat wy daer door bekennen, dat gy de eenige oorspronck alles goeds zijt Ga naar margenootb, ende dat noch onse sorge noch arbeydt, noch uwe gaven, sonder uwen zegen ons en gedijen Ga naar margenootc: ende dat wy derhalven ons vertrouwen van alle creaturen aftrecken, ende op u alleen stellen. Ga naar margenootd | |
51. Sondagh.126 Vra. Welck is de vijfde Bede ? Antw. Ende vergeeft ons onse schulden, gelijck oock wy vergeven onse schuldenaren. Dat is, Wilt ons arme sondaren alle onse misdaden, ende oock de boosheyd die ons altijd aenhangt, om des bloeds Christi wille niet toereeckenen Ga naar margenoota, alsoo wy oock het getuygenis uwer genaden in ons bevinden, dat ons gantsch voornemen is onsen naesten van herten te vergeven. Ga naar margenootb | |
52. Sondagh.127 Vra. Welck is de seste Bede ? Ant. Ende en leyt ons niet in versoeckinge: maer verlost ons van den boosen. Dat is, Dewijle wy van ons selven soo swack zyn, dat wy niet een oogenblick en konnen bestaen Ga naar margenoota, ende daer toe onse dood-vyanden, de duyvel Ga naar margenoota, de wereld Ga naar margenootb, ende ons eygen-vleesch Ga naar margenootc, niet ophouden ons aen te vechten; wilt ons doch behoeden ende stercken door de kracht uwes Heyligen Geests, op dat wy in desen geestelicken strijd niet onder liggen Ga naar margenootd, maer altijd stercken wederstant doen, tot dat wy eyndelick t'eenemael de overhand behouden. Ga naar margenoote | |
[pagina (23)]
| |
128. Vrag. Hoe besluyt gy uw Gebedt ? Ant. Want u is het Koninckrijcke, ende de kracht, ende de heerlickheydt in der eeuwigheyd. Dat is, Sulcks alles bidden wy van u, daerom dat gy als onse Koning ende aller dingen machtig, ons alles goeds te geven den wille ende het vermogen hebt Ga naar margenootf, ende dat al, op dat daer door niet wy, maer uwen heyligen name eeuwiglick gepresen werde. Ga naar margenooth 129 Vra. Wat beduyt dat woort Amen ? Ant. Amen is te seggen, Het sal waer en seker zijn Ga naar margenooti: want mijn gebedt veel sekerder van Godt verhoort is, dan ik in mijn herte gevoele, dat ick sulks van hem begeere. Ga naar margenootk
Eynde des CATECHISMI. |
|