Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François Halma– AuteursrechtvrijVan Godt den H. Geest.20. Sondagh.53 Vra. Wat gelooft gy van den Heyligen Geest ? Antw. Eerstelick, dat hy t'samen met den Vader ende den Sone waerachtigh ende eeuwig God zy Ga naar margenoota. Ten anderen, dat hy oock my gegeven is, Ga naar margenootb, dat hy my door een oprecht geloove, Christi ende aller sijner weldaden deelachtigh maecke Ga naar margenootc, my trooste, ende by my eeuwiglick blijve. Ga naar margenootd | |
21. Sondagh.54. Vrag. Wat gelooft gy van de heylige algemeyne Christelicke Kercke ? Antw. Dat de Sone Godts Ga naar margenoota, uyt den gantschen menschelicken geslachte Ga naar margenootb, hem een Gemeynte tot den eeuwigen leven uytverkoren Ga naar margenootc, door sijn Geest ende Woordt Ga naar margenootd, in eenigheyd des waren geloofs Ga naar margenoote, van den beginne der wereld tot aen het eynde Ga naar margenootf, vergadert, be- | |
[pagina (9)]
| |
schermt ende onderhoud Ga naar margenootg: ende dat ick der selver een levendigh lidtmaet ben Ga naar margenooth, ende eeuwigh sal blijven. Ga naar margenooti 55 Vrag. Wat verstaet gy door de gemeynschap der Heyligen ? Antw. Eerstelick, dat alle ende elck geloovige als lidtmaten aen den Heere Christo, ende alle sijne schatten ende gaven gemeynschap hebben Ga naar margenootj. Ten anderen, dat elck hem moet schuldigh weten, sijne gaven ten nutte ende ter saligheyd der anderen lidtmaten, gewilliglick ende met vreugden aen te leggen. Ga naar margenootk 56 Vra. Wat gelooft gy van de vergevinge der sonden ? Antw. Dat Godt om het genoegh doen Christi wille Ga naar margenootl, aller mijner sonden, oock mijner sondelicker aert, daer mede ick al mijn leven langh te strijden hebbe Ga naar margenootm, nimmermeer en wil gedencken Ga naar margenootn: maer my uyt genaden de gerechtigheyd Christi schencken Ga naar margenooto, op dat ick nimmermeer in 't gerichte Godts en kome. Ga naar margenootp | |
22. Sondagh.57. Vrag. Wat troost geeft u de opstandinge des vleeschs ? Ga naar margenoota Antw. Dat niet alleen mijn ziele na desen leven van stonden aen tot Christum haer hooft sal opgenomen worden Ga naar margenootb: maer dat oock dit mijn vleesch, door de kracht Christi opgewekt zijnde Ga naar margenootc, wederom met mijner ziele vereenicht, ende den heerlicken Lichame Christi gelijckformigh sal werden. Ga naar margenootd 58. Vrag. Wat troost schept gy uyt den Artijckel van 't eeuwige leven ? Ant. Dat nademael ick nu het beginsel der eeuwiger vreughd in mijn herte gevoele Ga naar margenoote, ick na desen leven volkomene saligheydt besitten sal, die geen ooge gesien, noch geen oore gehoort heeft, noch in geens menschen herte gekomen is Ga naar margenootf, ende dat om Godt daer in eeuwighlick te prijsen. Ga naar margenootg | |
23. Sondagh.59. Vrag. Maer wat batet u nu dat gy dit al gelooft ? Antw. Dat ick in Christo voor Godt rechtveerdigh ben, ende een erfgenaem des eeuwigen levens.Ga naar margenoota 60 Vrag. Hoe zijt gy rechtveerdigh voor Godt ? Antw. Alleen door een oprecht geloove in Jesum Christum Ga naar margenootb: alsoo, dat al is 't dat my mijn conscientie beklaeght, dat ick tegen alle de geboden Godts swaerlick gesondiget, ende der selven geen gehouden hebbe Ga naar margenootc, ende noch steets tot alle booshedt geneygt ben Ga naar margenootd: Nochtans Godt sonder eenige mijne verdienste Ga naar margenoote, uyt louter genaden Ga naar margenootf, my de volkomene genoeghdoeninge, gerechtigheydt ende heyligheydt Christi schenket, ende toereeckent Ga naar margenootg, even als hadde ick noyt sonde gehadt noch gedaen: ja als hadde ik oock alle de gehoorsaemheyd volbracht, die Christus voor my volbracht heeft Ga naar margenooth, soo verre ick sulcke weldaet met gelooviger herten aenneme. Ga naar margenooti 61 Vra. Waerom seght gy, dat gy alleen door het geloove rechtveerdigh zijt ? Antw. Niet dat ick van | |
[pagina (10)]
| |
wegen de weerdigheydt mijns geloofs Godt aengenaem zy: maer daerom, dat alleen de genoegdoeninge, gerechtigheyd ende heyligheyd Christi, Ga naar margenootkmijne gerechtigheyd voor Godt is, ende dat ick deselve niet anders dan alleen door het geloove aennemen: ende my toe-eygenen kan. Ga naar margenootl | |
24. Sondagh.62. Vra. Maer waerom konnen onse goede wercken niet de gerechtigheyd voor Godt, ofte een stuck der selver zijn ? Antw. Daerom, dat de gerechtigheydt, die voor Godes gerichte bestaen kan, gantsch volkomen ende der wet Godts in allen stucken gelijckmatigh zijn moet Ga naar margenoota. Ende dat oock onse beste wercken in desen leven alle onvolkomen ende met sonden bevlecht zijn. Ga naar margenootb 63 Vrag. Hoe verdienen onse goede wercken niet, die nochtans Godt in desen ende in den toekomenden leven wil beloonen ? Ga naar margenootc Antw. Dese belooninge geschiet niet uyt verdiensten, maer uyt genade. Ga naar margenootd 64 Vra. Maer maeckt dese leere geen sorgeloose ende godloose menschen ? Antw. Neense Ga naar margenoote: want het is onmogelick, dat soo wie Christo door een waerachtigh geloove ingeplant is, niet en soude voortbrengen vruchten der danckbaerheyd. Ga naar margenootf |
|