▪ Woord vooraf
Het Nationaal Comité voor Logica, Geschiedenis en Filosofie van de Wetenschappen en zijn voor zitter Professor Robert Halleux hebben mij vriendelijk verzocht het woord vooraf te schrijven bij het tweede deel van de Geschiedenis van de wetenschappen in België, zoals ik dat ook heb gedaan voor het eerste deel. Met een waar genoegen aanvaard ik deze eer.
Al diegenen die het eerste deel hebben gewaardeerd, wachtten met ongeduld maar ook met enige scepsis op de publicatie van het vervolg. Samen met hen verwelkom ik, zoals dat hoort, het reusachtige werk dat werd gerealiseerd: een synthese gebaseerd op ontelbare historische opzoekingen; goed geschreven teksten, geleerd maar toch toegankelijk; een zorgvuldig geselecteerde iconografie.
Dit boek is ongetwijfeld een mijlpaal in onze nationale geschiedschrijving. Zowel voor de wetenschappers als voor alle Belgen zal het een onmisbaar referentiewerk zijn. De coördinatoren, de auteurs, hun medewerkers en het publicatieteam van Dexia Bank verdienen de erkenning van de overheid en, wat ons betreft, in het bijzonder van het federale Wetenschapsbeleid.
Dit boek, opgesplitst in twee delen, vertrekt bij de stichting van de universiteiten en houdt halt op de drempel van het derde millennium. Uiteraard werpt het heel wat vragen op, want een dergelijke geschiedenis leidt onvermijdelijk tot reflectie over de toekomst, zowel die van België als die van de wetenschap.
Kort na onze onafhankelijkheid schreef Adolphe Quetelet in zijn Histoire des sciences mathématiques et physiques chez les Belges: ‘Laat ons hopen dat de onafhankelijkheid die ons land heeft verworven, met zijn oude neigingen ook zijn oude voorkeuren doet opflakkeren; dat het zal luisteren naar bekwame mensen om de weg te wijzen naar de vooruitgang en opnieuw onder de meest ontwikkelde volkeren te verschijnen voor alles wat het intellect aanbelangt’.
Wij overdrijven niet wanneer wij erkennen dat de verwachtingen van Quetelet werden ingelost. De wetenschappers van België, van zijn gemeenschappen en gewesten, spelen een doorslaggevende rol in de stoffelijke en geestelijke ontwikkeling van het land, maar werken ook mee aan de wereldwijde opbouw van de wetenschap. Het is de verdienste van dit boek dat het een scherpe beoordeling en analyse maakt van deze verwezenlijkingen, rekening houdend met alle invalshoeken en belangen.
In de tijd van Quetelet werd de wetenschap nog eensgezind gewaardeerd; de geleerden wekten enthousiasme en fierheid op. Zorgden zij niet voor vooruitgang en welvaart? Dan volgden de twee wereldoorlogen en veel andere tragedies. Zij hebben aangetoond dat de wetenschap niet altijd en exclusief in dienst staat van het goede. Velen werden overvallen door twijfel en angst ten aanzien van de nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. En toch, het moet herhaald, de wetenschap staat in dienst van de mensen wanneer de mensen dat werkelijk willen.