schrift. De satire, die de ontdekking van het menselijk hart, de opruiming van vooroordeelen en de verbetering der zeden ten oogmerk heeft, wordt hier te lande ongelukkig verward met bouffonnerie, die niets hogers bedoelt dan een ijdel lachen. Zeer zelden, en dan nog met luim verstikkende schroom, durfden vaderlandse vernuften dit vooroordeel trotseren, uit vrees van hun karakter in het oog der menigte tot dat van een potsemaker te verlagen. Ondertussen leren de voorbeelden van Persius en Juvenalis bij de Romeinen, van Boileau bij de Fransen, en van Rabener bij de Duitsers, dat het hekelschrift bij andere volken zijn eigen plaats der ere heeft naast dichtkunst en welsprekendheid, en ook wij, zonder enige aanspraak op de hoge verdiensten dier vernuften te maken, hebben gemeend op onze wijze de satire te moeten beproeven, als een onderwerp, waarvoor de aard der Friese taal bij uitnemendheid berekend is. In de deftigste kerkrede en in het kluchtigste hekelschrift zijn doel en waarheid één; de omhulsels verschillen slechts.
In dit geschrijf, waarde landslieden, zal zeker, gelijk in alle voortbrengselen van stervelingen, het kwade met het goede gemengd zijn. Vergeving vragende voor het kwade bedelen wij geen lof voor het weinige goede, dat uw welwillendheid hierin misschien zou kunnen ontdekken. Uit uw lof immers kunnen wij niet leren, maar veel, zeer veel uit de openhartige aanwijzing onzer misslagen, waarom wij minzaam verzoeken. Mocht ons het geluk gebeuren van u te vernemen wat u mishaagt, wij zullen geen kosten of moeite, die onder ons kort bereik vallen, sparen, om ons te verbeteren. Wij kennen geen strelender denkbeeld, getrouwe Friezen, dan dat van u vermaak te doen, dewijl het zich sluit aan het andere denkbeeld van langs die weg een kleine plaats te verwerven in uw welwillend aandenken.
Deventer de 28 augustus 1829
justus halbertsma