a Oratio de historiarum utilitate et praestantia. Dordrechti 1754 [18 pp.; 4o].
b Tegenberigt op het naberigt van de heer Jan Bent, over de jaar-, maand- en dagtekening van de chartres, brieven en handvesten der graven van Holland, heeren van Westvriesland. Dordrecht 1761 [37 pp.; 4o] (zie: 47, c).
Anoniem verschenen.
c Verhandeling over de handvesten en voorrechtsbrieven der stad Dordrecht, mitsgaders proeve van geschied- en oudheidkundige aanmerkingen over de oudste derzelven, om te strekken tot een voorloper eener algemeene uitgave der handvesten en andere graaflyke chartres tot de gemelde stad, betrekking hebbende; volgens eene bygevoegde lyst der daar toe voorhanden zynde stukken. Dordrecht 1768 [270 pp.; 8o].
d Handvesten, privilegien, vrijheden, voorregten, octrooijen en costumen; midsgaders sententien, verbonden, overéénkomsten, en andere voornaame handelingen der stad Dordrecht. Opgezogt, overgezien, met de oorsprongkelijke stukken vergeleeken, en met geschied- en oudheidkundige aanmerkingen opgehelderd. 3 dln. Dordrecht 1770-1783 [2062 pp.; fo], 1790.
e Onderzoek of Quentovicus Wijk te Duurstede, geleegen in het Sticht van Utrecht, geweest is, in: Werken van de Maetschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, I (1772) 75-92 [4o].
f Aenmerkingen over het wapel of wapendrencken, in: Werken van de Maetschappij der Nederlandsche Letterkunde, I (1772) 93-100 [4o].