398 Rhoer, Cornelis Willem de
Deventer, 26 september 1751 - Utrecht, 15 januari 1821
Cornelis Willem de Rhoer bezocht in Deventer het gymnasium en studeerde vervolgens aan het Athenaeum Illustre aldaar bij zijn vader Jacobus de Rhoer* die hij naar Groningen volgde. Na een studie te Groningen, onderbroken door een jaar te Leiden, promoveerde hij in 1773 te Groningen tot doctor in de beide rechten. Hij was werkzaam in Groningen als advocaat, tot hij in 1777 in Harderwijk benoemd werd tot hoogleraar in de geschiedenis, welsprekendheid en het Grieks, in 1784 uitgebreid met de vaderlandse geschiedenis. In 1791 veranderde zijn leeropdracht opnieuw: van het Grieks werd hij ontlast en in plaats daarvan kreeg hij de opdracht het natuur-, volken- en staatsrecht te doceren. In 1795 sloeg hij een plaats als raadsheer in het provinciale hof van Utrecht af. Hij zat nog anderhalf jaar als federalist voor Harderwijk in de Nationale Vergadering, maar toch verloor de Gelderse hogeschool hem aan Utrecht: in 1798 werd hij hoogleraar in de rechten aan de universiteit van die stad.
a Oratio, qua ostenditur, multum ad ingenii culturam per Europam profuisse expeditiones, quae cruciatae vulgo appellantur. Harderovici 1778 [48 pp.; 4o].
b Disputatio historica de fide Herodoti recte aestimanda, in: Verhandelingen, uitgegeeven door Teyler's tweede genootschap. Zevende stuk, bevattende een antwoord op de vraag in de historie-kunde, uitgeschreeven voor den jaare MDCCLXXXVI. Haarlem 1789 [158 pp.; 4o].
Geschiedkundige verhandelingen over de rechte bepaaling der geloofwaardigheid van Herodotus, als geschiedschryver, in: Verhandelingen, uitgegeeven door Teyler's tweede genootschap. Zevende stuk, bevattende een antwoord op de vraag in de historie-kunde, uitgeschreeven voor den jaare MDCCLXXXVI. Haarlem 1789.