393 Reitz, Johan Frederik
Offenbach (bij Frankfort aan de Main, Duitsland), 23 september 1695 - Utrecht, 31 maart 1778
Reitz ontving zijn opvoeding in Duitsland. Hij werd er gouverneur van de prins van Nassau-Siegen en kwam in diens gevolg naar Utrecht, waar hij ook zelf begon te studeren en tenslotte in de medicijnen promoveerde. Na rector geworden te zijn van de Latijnse school werd hij tot buitengewoon hoogleraar in de retorica en poëtica benoemd. In 1748 volgde op voorspraak van Willem IV zijn benoeming tot hoogleraar in de geschiedenis en opnieuw welsprekendheid. Twee jaar later werd hij rector magnificus. Reitz' belangstelling was voornamelijk op de letteren en klassieken gericht.
a Oude en nieuwe staat van 't Russische of Moskovische keizerryk, behelzende eene uitvoerige historie van Rusland en deszelfs groot-vorsten; benevens de beschryvinge van dat uitgestrekte ryk, de zeden en godsdienst der inwoneren: zyne opkomst en voortgang in koophandel, kunsten, land- en zeemacht, oproeren, oorlogen en verdere wisselvalligheden, tot dezen tegenwoordigen tydt toe. 4 dln. Utrecht 1744 [296 + 204 + 830 pp.; 4o].
De laatste twee delen zijn doorlopend gepagineerd.
Deze geschiedenis van Rusland van de negende eeuw tot de Vrede van Abo in 1743 bewerkte en voltooide Reitz aan de hand van de papieren van Jakob Broedelet, neef van de uitgever Johannes Broedelet.
b Oratio de censoribus librorum. Trajecti ad Rhenum 1751 [43 pp.; 4o].