vermaarde koopstad, als de andere steden van Nederland, en wel byzonderlyk op het stuk der geloofshervorminge voorgevallen, omstandig zyn beschreeven. Door F.G.V. en thans, naar deszelfs aldaar ontdekte handschrift, voor de eerstemaal in 't licht gebracht. Leiden 1743 [260 pp.; 4o].
e Verhandeling over de leenroerigheid van het graafschap in Holland, van der zelver oorsprong, eigenschap en vernietiging: mitsgaders eenige aanmerkingen op het werk van den heer mr. Gerard van Loon, betiteld; Historisch bewys, dat het graafschap van Holland een leen des Duitschen Ryks geweest is. Leiden 1748 [146 pp.; 8o] (zie: 311, h).
f Groot charterboek der graaven van Holland, van Zeeland en heeren van Vriesland: beginnende met de eerste en oudste brieven van die landstreeken, en eindigende met den dood van onze graavinne, vrouwe Jacoba van Beijere; zynde zoo met de verschillende leezingen der onderscheidene afschriften, als met eenige korte aanmerkingen opgehelderd, verzaameld, en in orde gebragt. 4 dln. Leiden 1753-1756 [619 + 870 + 798 + 1088 pp.; fo].
g Verhandeling over het saamenstellen der historien, of het beschryven der geschiedenissen, inzonderheid die van Holland door Zographos: strekkende tot aanleiding voor die zich in de historikunde willen oeffenen. Leiden 1757 [299 pp.; 8o]; Amsterdam 1790, P.G. Witsen Geysbeek, ed. 1826.
h Handvesten, privilegien, octroyen, rechten, en vryheden, midsgaders ordonnantien, resolutien, plakkaaten, verbintenissen, costumen, instructien, en handelingen der stad Leyden. Leiden 1759 [834 pp.; fo].
i Beschryving der stad Leyden, haare gelegenheid, oorsprong, vergrootinge, oude en hedendaagsche gedaante; stigtingen van kerken, kloosters, godshuizen, en andere aanmerklyke gebouwen, zoo geestlyke als waereldlyke, derzelver byzondere toestand en bestieringe: enz. Uit de oude en nieuwe bewyzen opgespoord, saamengesteld, met de echte en oorspronglyke stukken bevestigd en beschreeven. 3 dln. Leiden 1762-1784 [1137 + 68 + 106 pp.; fo] - Nijhoff/Van Hattum, 201.
Na het overlijden van Van Mieris werd het werk voltooid door Daniel van Alphen (vanaf 627).