222 Heussen, Hugo Franciscus van
's-Gravenhage, 26 januari 1654 - Leiden, 14 februari 1719
Als rooms-katholiek studeerde Van Heussen in de Zuidelijke Nederlanden en wel te Antwerpen en Leuven, waar hij in 1678 het licentiaat in de theologie behaalde. Door de pauselijke vicaris Johannes van Neercassel werd hij tot priester gewijd en van hem ontving hij een kanunnikszetel in het aartsbisschoppelijk kapittel in Utrecht. Van Heussen was welgesteld en vestigde zich in Leiden, waar hij zich aan zijn historische studie wijdde. Hij vervulde een belangrijke rol in de Nederlandse katholieke kerk: van 1694 af was hij pastoor in Leiden, waar hij zelf een statie had opgericht. Na de dood van Van Neercassel werd Van Heussen gekozen tot diens opvolger, maar Rome bevestigde deze keuze niet, omdat Van Heussen verdacht werd van jansenistische sympathieën. In zijn plaats werd zijn vriend P. Codde benoemd, die echter in 1704 al werd afgezet. Daarna was Van Heussen provicaris en vicaris-generaal van het bisdom en sedert 1712 bovendien deken van het Utrechtse kapittel. Van Heussen en zijn vertaler H. van Rhijn werkten ook mee aan de Beschryving der stadt Delft van R. Boitet (zie: 69, a).
a Batavia sacra, sive res gestae apostolicorum virorum, qui fidem Bataviae primi intulerunt, in duas partes divisa. Prima continet gesta XX primorum praesulum Ultrajectensium, qui fere sanctis adscripti aut sancti habiti sunt, aliorumque istius aevi patriae caelitum ex coëvis scriptoribus deprompta, insertis ad res dubias vel obscuras praeviis dissertationibus. Reliquorum dein pontificum Traj. eorumque suffraganeorum, vicariorumque gesta et sanctiones sacras nunquam editas vel obliteratas prodit, ad erectionem usque novorum per Belgium episcopatuum; praemissis prolegomenis ad res patriae illustrandas. Altera a F. Schencko orsa, traditis diplomatibus circa limites sedium, metropolitanae Ultrajectensi suffraganearum, habitisque iis in locis conciliis, res gestas, decreta fidei morumque, ac scripta praesulum, vicariorum, pastorum aliorumque, una cum recensione ecclesiarum locorumque sacrorum, ad nostrum usque seculum perducit. Omnia industria ac studio T.S.F.H.L.H.S.T.L.P.V.T. Bruxellis 1714 [536 pp.; fo].
Batavia sacra of kerkelyke historie en oudheden van Batavia, behelzende de levens van onze eerste geloofsverkondigers; mitsgaders van de Utregtsche bisschoppen, en van de voornaamste personen die hier te lande in geleerdheit of heiligheit uytgemunt hebben. In 't Latijn beschreeven door den heer T.S.F.H.L.H. etc. Vertaald en met aantekeningen opgehelderd door H.F.R. [= Hendrik van Rhijn]. 3 dln. Antwerpen 1715-1716; Leiden 1726 (zie: b).
b Historia episcopatuum Foederati Belgii; utpote metropolitani Ultrajectini, nec non suffraganeorum Harlemensis, Daventriensis, Leovardiensis, Groningensis, et Middelburgensis. In qua singulariter eminent provinciarum antiquitates, urbium et pagorum incrementa, ecclesiarum, abbatiarum, ac coenobiorum origines, fundatores, patroni, jurisdictiones, privilegia, jura, et possessiones, tabulaeque quibus ea firmantur innumerae, quarum plurimae hactenus ineditae: itemque praesulum, abbatum, abbatissarum, rectorum, virorum tum ecclesiasticorum, tum politicorum vitae, gesta,