191 Gronovius, Johannes Fredericus
Hamburg, 5 september 1611 - Leiden, 20 december 1671
Gronovius studeerde sinds 1631 recht en letteren aan de universiteit van Altdorf. Op drieëntwintigjarige leeftijd vertrok hij naar de Republiek op aanraden van Grotius*, die hij een jaar eerder in Hamburg had ontmoet en die hem had aangespoord zijn rechtenstudie te vervolgen. Dit was het begin van een lange tijd van reizen, onder andere naar Engeland, Frankrijk - waar hij in Angers in de rechten promoveerde - en Italië. Na zijn terugkeer in de Republiek aanvaardde Gronovius in 1642 het hoogleraarschap in de geschiedenis en welsprekendheid te Deventer. Hier wilde hij een begin maken met het verwerken en publiceren van de door hem verzamelde antiquarische gegevens. Aanbiedingen van leerstoelen uit 's-Hertogenbosch, Harderwijk en Franeker sloeg hij af. Tenslotte aanvaardde hij de Leidse leerstoel in het Grieks en de geschiedenis, als opvolger van D. Heinsius*. Zijn grote vermaardheid als filoloog komt tot uitdrukking in de vele tekstuitgaven - waaronder die van Livius, Plautus en Tacitus -, en blijkt uit zijn uitgebreide correspondentenkring en tenslotte uit de verlening van een jaargeld door de Franse koning Lodewijk XIV.
a De sestertiis commentarius. In quo post maximos viros, inprimis Budaeum, Agricolam, Hotmannum, Ciacconium, Scaligerum, res nummaria veterum hac parte illustratur: et Varro, Cicero, Caesar, Livius, Seneca, aliique optimi auctores, nec non iurisconsulti in digestis, compluribus locis aut corruptis emendantur aut male intellectis explanantur. Daventriae 1643 [135 pp.; 8o].
b De sestertiis seu subsecivorum pecuniae veteris Graecae et Romanae libri IV ... Amstelodami 1656 [868 pp.; 8o], 1666; Lugduni Batavorum 1691.
Een algehele omwerking en uitbreiding van a.
c De centesimis usuris et foenore unciario αντεξηγησισ adversus Theologistoricophilosophologum. Lugduni Batavorum 1661 [88 pp.; 8o], 1664.