Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800
(1990)–Eco Haitsma Mulier, Anton van der Lem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Dowaai en Parijs. In 1566 keerde hij terug naar het Noorden om zijn heerlijkheid Noordwijk te besturen. Hoewel hij het Verbond der Edelen had ondertekend ging zijn belangstelling voornamelijk uit naar humanistische studies, zodat hij door zijn betrekkelijke afzijdigheid, zeker nadat hij in 1567 de nieuwe eed aan de koning had afgelegd, ongemoeid gelaten werd. In 1572 sloot hij zich aan bij de Opstand en was sindsdien een belangrijke steun voor Oranje, vooral tijdens de verdediging van Leiden in 1574. Daarna werd hij een van de drie curatoren die met de feitelijke oprichting van de Leidse universiteit waren belast. Hij wist onder anderen Lipsius* als hoogleraar aan de universiteit te verbinden. In 1585 werd hij bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek en historiograaf van Holland als opvolger van H. Junius*. In 1586 werd Dousa Sr. ook charterbewaarder van Holland, waardoor hij vrije toegang had tot de bronnen. In 1591 werd hij bovendien lid van de Hoge Raad. Ondanks deze vele werkzaamheden liet hij een groot oeuvre aan Latijnse gedichten en commentaren op klassieke schrijvers na. Dousa Jr. was door zijn vader onderwezen in de klassieken en blonk reeds op jeugdige leeftijd uit door zijn talenkennis en zijn vaardigheid in de Latijnse dichtkunst. In 1583 studeerde hij aan de Leidse hogeschool letteren, rechten, wis- en sterrekunde. Korte tijd was hij leermeester van Frederik Hendrik. Na de benoeming van zijn vader tot lid van de Hoge Raad (1591), nam hij diens functie waar van bibliothecaris, om hem in 1593 ook feitelijk op te volgen.
a Batavia. In qua praeter gentis et insulae antiquitatem, originem, decora, mores, aliaque ad eam historiam pertinentia, declaratur quae fuerit vetus Batavia ... Lugduni Batavorum 1588 [411 pp.; 4o]. J. Dousa Sr. gaf dit werk van H. Junius uit (zie: 263, a). b Hollandtsche Riim-kroniik, inhoudende de gheschiedenissen der graven van Hollandt tot het jaer MCCCV ... Amsterdam 1591 [100 pp.; fo]; 's-Gravenhage 1620. Carasso-Kok, 358. Ondanks het feit dat J. Dousa Sr. deze uitgave van Melis Stoke van een voorwoord voorzag helt men er tegenwoordig toe over haar aan H.L. Spiegel toe te schrijven. Zie: Vermaseren, ‘De werkzaamheid van Janus Dousa Sr.’. c Annales rerum a priscis Hollandiae comitibus per CCCXLVI annos gestarum continuata serie memoriam complectentes. Nunc primitus in unum metricae historiae corpus redacti, atque in X libros tributi ac dispartiti. Hagae-Comitis 1599 [264 pp.; 4o]. In dichtvorm.
d Bataviae Hollandiaeque annales: a Iano Dousa filio concepti atque inchoati iam olim; nunc vero a patre eidem cognomine ac superstite, Nordovici domino, supremi concilii adsessore, tum archivorum in Batavis custodiae praefecto, recogniti, suppleti, novaque octo librorum accessione ad integrae usque decades finem perducti et continuati. Lugduni-Batavorum 1601 [500 pp.; 4o], 1617. Van Dousa Jr. is het eerste gedeelte, 1-47, liber singularis, onder de titel ‘Batavia’, vervolgens boek 8, met een inlas van zijn vader vanaf 403 tot (vermoedelijk) 410, boek 9, boek 10, met opnieuw een inlas van zijn vader over leven en daden van Dirk V, 481-495. | |
[pagina 122]
| |
LiteratuurDe Wind, 264-267, 562; Van der Aa, IV, 214-219 (Dousa Sr.), 219-221 (Dousa Jr.); NNBW, VI, 425-429 (Dousa Sr.), 429-430 (Dousa Jr.); Kampinga, Opvattingen; B.A. Vermaseren, ‘De werkzaamheid van Janus Dousa Sr. († 1604) als geschiedschrijver van Holland’, Bijdragen en mededelingen van het Historisch Genootschap, LXIX (1955) 49-107. |
|