Gelre en graefschaps Zutphen: als mede de principaelste authorisatien derselven, met de daer op gevallene dispositien en andere resolutien, rakende saken van politie ende justitie van den jare 1699 tot den jare 1740. Mitsgaders algemene registers over de drie delen. Arnhem 1740 [688 kol.; fo].
Met dit derde deel zette Cannegieter het werk van W. van Loon voort (zie: 312, b).
c Eerste brief over byzondere Nederlandsche oudheden. Bevattende deze ene beschryvinge en verklaringe van enen ouden grafkelder, onlangs by Anlo, in het landschap Drente ontdekt: als mede van de zogenaamde donder-beitels en Vrouw Jacobaes kannetjes enz. geschreven door enen liefhebber der Nederlandsche oudheden. Arnhem 1757 [79 pp.; 8o].
Anoniem verschenen.
d De mutata Romanorum nominum sub principibus ratione, liber singularis. Item postumus Bataviae adsertor, Hercules Magusanus, et Deusoniensis aggerum Bataviae auctor, ex nummis atque ex inscriptionibus demonstratus. Nec non Trebellii Pollionis negligentia castigata et monumentum Dodenwerdense expositum. Trajecti ad Rhenum 1758 [287 pp.; 4o].
e De gemma Bentinckiana item de Iside ad Turnacum inventa nec non de dea Burorina. Trajecti ad Rhenum 1764 [69 pp.; 8o].
f Epistola ... de ara ad Noviomagum Gelriae reperta aliisque inscriptionibus nuper effossis. Arnhemiae 1766 [69 pp.; 8o].