19 Arntzenius, Johannes
Wezel, 15 augustus 1702 - Franeker, 17 december 1759
In Arnhem bezocht Arntzenius de Latijnse school, waarvan zijn vader enige jaren rector was en daarna studeerde hij in Utrecht en Leiden. Op vierentwintigjarige leeftijd werd hij benoemd tot rector in Nijmegen. In 1726 promoveerde hij te Utrecht tot doctor in de beide rechten. In 1728 kwam zijn benoeming af tot hoogleraar in de geschiedenis en welsprekendheid in Nijmegen. In 1743 werd hij benoemd tot hoogleraar in Franeker, maar het geven van onderwijs ging hem door een beroerte zo moeilijk af, dat hij na een jaar een praelector naast zich kreeg. Een tweede beroerte tastte bovendien zijn spraak vermogen aan, zodat zijn werkzaamheden ernstig belemmerd werden. Pas in 1758 verzocht hij ontslag.
a Oratio de Batavorum oppido, in: J. Arntzenius, Poemata et orationes tres. Leovardiae 1762, 166-179 [8o].
Uitgegeven door zijn zoon.