Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800
(1990)–Eco Haitsma Mulier, Anton van der Lem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina xi]
| |||||||||||||||||||
A Opgenomen materiaal
| |||||||||||||||||||
B Auteur1 Alleen die auteurs komen voor opname in aanmerking, die werkzaam zijn geweest op het grondgebied van het huidige koninkrijk der Nederlanden. Dit criterium geldt dus zowel voor de oorspronkelijke bewoners als voor de vele buitenlanders (Fransen, Duitsers, Italianen) die daar actief zijn geweest. In dat geval is hun hele oeuvre op historisch terrein opgenomen, ook wat zij vóór hun aankomst of nà hun eventuele vertrek hebben gepubliceerd. Noch de plaats van verschijnen noch de aard van het onderwerp van hun verhandeling over het verleden speelt hierbij een rol.
Niet opgenomen zijn dus auteurs die bijvoorbeeld wel over gebeurtenissen in de Nederlanden hebben geschreven, maar er niet hebben gewoond. Al heeft M. Baux, stadssecretaris van het Duitse Erkelenz, in zijn stadskroniek geschreven over Gelre en al behandelde W. Teschenmacher uit Kleef in zijn geschiedenis het verleden van hetzelfde gewest, zij kwamen niet in aanmerking. Deze uitsluiting trof ondermeer ook de Oostfries Eggerik Beninga, schrijver van een kroniek over zijn geboorteland, waarin hij ook gebeurtenissen uit de provincie Groningen behandelt.
2 Ook zijn opgenomen de auteurs die vóór 1609 - het begin van het Twaalfjarig Bestand - in de Zuidelijke Nederlanden hebben gepubliceerd. Immers bij een rigide handhaven van het onder 1 omschreven geografisch criterium voor de zestiende eeuw zou een aanzienlijk aantal schrijvers dat in het Zuiden werkzaam was niet voor opname in aanmerking zijn gekomen en zouden vele katholieke schrijvers over de geschiedenis van de Opstand zijn uitgevallen. Enigszins formalistisch, maar even willekeurig als elke eerdere datum, is besloten het jaar 1609 als tijdslimiet aan te houden. Een zekere cohesie en een de facto ‘erkenning’ van de nieuwe staat is dan immers een feit.
De consequentie van deze beslissing is dat bijvoorbeeld Aitsinger, Vander Haer, Haraeus, Ab Isselt en Molanus in dit Repertorium voorkomen, maar Burgundius, Gramaye, Van Meerbeeck en Miraeus - om maar enkele later publicerende auteurs te noemen - niet. | |||||||||||||||||||
[pagina xii]
| |||||||||||||||||||
3 Tevens zijn die geschiedschrijvers opgenomen, die hun werk hebben verricht in de gebieden waar de Verenigde Oostindische Compagnie en de West-Indische Compagnie actief waren.
4 De auteur is werkzaam geweest tussen 1500 en 1800. Voor de Zuidelijke Nederlanden begint dit Repertorium met de publikaties vanaf het jaar 1500. Voor het Noorden kon de eindgrens van het Repertorium van M. Carasso-Kok als beginpunt dienen. Daarom zijn verwijzingen ingevoegd naar de in haar boek voorkomende schrijvers uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Dit natuurlijk alleen als zij hun werk hebben gepubliceerd. Voor M. Herbenus is echter een uitzondering gemaakt vanwege het feit dat hij als eerste in de Nederlanden de invloed van de nieuwe humanistische geschiedschrijving direct heeft ondergaan. Na 1500 verschenen herdrukken van incunabelen uit de periode vóór 1500 zijn niet behandeld. De anonieme Die allerexcellentste cronyke van Brabant, Hollant, Seelandt, Vlaenderen... uit 1497, in de zestiende eeuw vaak vermeerderd herdrukt, is dus niet opgenomen.
In de moderne tijd is het ronde jaartal 1800 als scheidslijn aangehouden. Ook deze afgrenzing heeft iets willekeurigs, want intrinsieke kenmerken van de geschiedschrijving, die een afsluiting zouden rechtvaardigen, treden pas op in de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw. Het verdient echter de voorkeur de negentiende en de twintigste eeuw geheel voor een volgend deel te reserveren. Het uiteindelijke criterium is derhalve dat auteurs die meer dan de helft van hun historisch werk vóór het einde van de achttiende eeuw hebben gepubliceerd met het gehele oeuvre zijn opgenomen. Zo behandelen wij wel de werken van J. de Kanter, M. Tydeman en J.W. te Water en niet die van A. Fokke, Y. van Hamelsveld, G. van Hasselt, J. Konijnenburg, H. van Wijn en anderen, die in het deel over de negentiende eeuw opgenomen worden.
Bij uitgaven van historisch werk uit de periode 1500-1800 in de negentiende en twintigste eeuw is uitgegaan van het criterium dat deze uitgave integraal is. Vele edities uitgegeven door het Historisch Genootschap zijn niet compleet, bijvoorbeeld de ‘Utrechtsche kroniek over 1566-1576’, door H. Brugmans, ed., in: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap, XXV (1904) 1-258. Zo zijn uit De oudste kronieken en beschrijvingen van Rotterdam en Schieland, J.H.W. Unger, W. Bezemer, ed., Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam II (Rotterdam, 1895), om een ander voorbeeld te noemen, alleen de volledige kronieken opgenomen en de onvolledige kronieken weggelaten. | |||||||||||||||||||
C Afbakening van het onderwerpBij het samenstellen van dit Repertorium is niet uitgegaan van een criterium van kwaliteit ter beoordeling welke werken wel en welke niet zouden worden opgenomen. Dit was onmogelijk aangezien in de periode van drie eeuwen, die wordt bestreken, | |||||||||||||||||||
[pagina xiii]
| |||||||||||||||||||
door de tijdgenoten geen hedendaagse criteria voor bronnenonderzoek of van wetenschappelijke gefundeerdheid werden aangelegd ter vaststelling van wat een goed historisch werk mocht worden genoemd. In het algemeen kan worden gesteld dat de contemporaine opvattingen over de wijze waarop men zich bezig behoorde te houden met het verleden, zoals die in werken op het gebied van de geschiedschrijving en oudheidkunde tot uiting kwamen, de leidraad zijn geweest bij de samenstelling. Daar de tijdgenoot hier echter geen scherpe grenzen trok, omdat geschiedenis als vak niet bestond en historische beschouwingen dikwijls gecombineerd werden met anderssoortige verhandelingen of alleen maar ten dienste van andere overwegingen werden gebruikt, moest een poging worden gedaan een nadere definitie te geven van een historisch werk:
Als historisch wordt dat werk beschouwd dat tenminste in zijn geheel of in een aaneengesloten gedeelte een bewust aangebrachte rangschikking van geschied- en/of oudheidkundig materiaal bevat met de primaire bedoeling het (nabije) verleden als zodanig getrouw weer te geven. Het werk moet in proza zijn geschreven en mag niet de vorm van een samenspraak hebben.
De definitie zal nader uitgewerkt worden onder punt D ‘Aard van de opgenomen werken’. Hieronder zal de afbakening die aan de hand van de definitie is verricht voor een aantal terreinen nader worden toegelicht: | |||||||||||||||||||
a De beschrijvingen van landen en stedenVele beschrijvingen van landen en steden bevatten naast onderdelen, waarin aspecten van de uiterlijke verschijning in hun algemeenheid worden behandeld, een afzonderlijk historisch gedeelte. Vooral de aan landen in andere werelddelen gewijde overzichten kunnen echter dikwijls een zuiver geografisch, botanisch en volkenkundig karakter dragen. Is dat het geval dan is het werk niet opgenomen. Daarom komt het boek van P. de Marees over de Goudkust hier niet, maar komen de boeken van Dapper, Montanus en Nieuhof over niet-Europese landen en ook bijvoorbeeld de achttiendeeeuwse serie uitgave Hedendaagsche historie of tegenwoordige staat van alle volkeren hier wel voor. | |||||||||||||||||||
b De zogenaamde populaire werkenIn het laatste kwart van de zeventiende eeuw kwam een tendens op om het verleden op aangename wijze voor de lezers te beschrijven. Fictieve historische anekdotes en vertellingen vulden boeken die als historisch werk werden gepresenteerd. Waar het duidelijk was dat de auteur zijn boeken volgens onze definitie had opgezet werd hij opgenomen. Dat is geschied met het grootste deel van het werk van L. van den Bosch en G. Leti. Het werk van Jacob Campo Weyerman moest echter afvallen, terwijl van S. de Vries de Groote historische oceaan en andere populaire compilaties van fictieve verhalen uit het verleden vervielen. Het specifieke genre van de historische arcadia in proza werd alleen opgenomen, wanneer de auteur ook ander historisch werk had | |||||||||||||||||||
[pagina xiv]
| |||||||||||||||||||
gepubliceerd. Een uitzondering is gemaakt voor de arcadia's van M. Gargon en D. Willink, vanwege het oudheidkundig karakter van hun werk. | |||||||||||||||||||
c KerkgeschiedenisOver niets werd zo vaak, zo veel en in de ruimste zin des woords door alle gezindten in de Republiek geschreven als over geschiedenis van kerk en bijbel. Naast algemene geschiedwerken zowel over kerk en wereld als over diverse kerkgenootschappen en hun wederwaardigheden, zijn opgenomen antiquarisch-filologische verhandelingen over de geschiedenis van het jodendom en de joodse geschiedenis van het Oude Testament (bijvoorbeeld van F. Spanheim), of over de geschiedenis van orakels, het predikambt en de doop (als van A. van Dale). Eveneens zijn opgenomen de ontwikkelingen van leerstellingen mits passend binnen de definitie als boven geformuleerd.
Niet opgenomen zijn derhalve preken of kerkredevoeringen zoals van A. Bynaeus over het beleg van Oudewater of van G. van Zonhoven over het beleg van Leiden. Een uitzondering is gemaakt voor de omvangrijke werken van A. 's Gravezande, J. Scharp en D. Souterius. Tevens zijn niet opgenomen de martelaarsboeken van T. van Bracht, G. Estius, A.C. van Haemstede, A. Mellinus, P. Opmeer en H. van Ries. | |||||||||||||||||||
d RechtsgeschiedenisOok in studies over het recht vindt men dikwijls omvangrijke beschouwingen van historische en oudheidkundige aard, zoals bijvoorbeeld waar te nemen valt bij het werk van S. van Leeuwen, A. Kluit of S.H. van Idsinga, die dan ook zijn opgenomen. Evenals bij kerkgeschiedenis is de selectie aan de hand van de definitie van een historisch werk zo ruim mogelijk toegepast. | |||||||||||||||||||
e Politiek-theoretische werkenIn sommige verhandelingen van politiek-theoretische aard komen historische beschouwingen voor. Alleen wanneer de door ons gehanteerde definitie van een historisch werk van toepassing is, zijn deze verhandelingen opgenomen. Voor het overige werk van deze auteurs in de zeventiende eeuw wordt verwezen naar G.O. van de Klashorst, e.a., Bibliography of Dutch seventeenth century political thought. An annotated inventory 1581-1710 (Maarssen/Amsterdam, 1986). | |||||||||||||||||||
D Aard van de opgenomen werken1 Opgenomen zijn:
| |||||||||||||||||||
[pagina xv]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
2 Niet opgenomen zijn:
Een uitzondering op deze regel is gemaakt:
| |||||||||||||||||||
[pagina xvi]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
E Uitwerking1 De rangschikking is alfabetisch naar de meest gangbare achternaam van de auteur en bij anoniem verschenen werken naar het eerste woord na het lidwoord en/of voorzetsel. Bij dubbele namen is de eerste naam aangehouden. Namen die beginnen met een lidwoord of voorzetsel, staan op het hoofdwoord.
2 De geboorte- of doopdatum en de overlijdens- of begraafdatum zijn door archiefonderzoek aangevuld en verbeterd ((ged.)= gedoopt, (begr.)= begraven). Afwijkingen van elders eerder vermelde data worden als zodanig niet genoemd; wanneer een datum afwijkt van die in een der biografische woordenboeken dan berust dit op nieuwe gegevens.
3 In de levensbeschrijving wordt de opleiding van de auteur kort samengevat. Daarnaast worden aangegeven zijn beroep en de andere terreinen dan het historische, waarop hij werkzaam is geweest. Een karakterisering van het historische werk of mededelingen over zijn politieke gezindheid worden vermeden. Wel kan het nodig zijn de gezindheid te vermelden, wanneer de auteur politieke functies heeft vervuld. Verwijzingen naar andere werken geschieden met de desbetreffende nummers en letters. Indien een naam wordt gevolgd door een * is de desbetreffende persoon elders in het Repertorium opgenomen.
4 Bij de titelbeschrijving is niet volgens de semi-facsimile-methode gewerkt: hoofdletters zijn alleen gehandhaafd, waar het hedendaags gebruik het vraagt. Schuine streepjes zijn vervangen door komma's. Wanneer in Franse titelbeschrijvingen accenten ontbreken, waar ze overeenkomstig de hedendaagse spelling wel dienen te staan, zijn ze niet toegevoegd. Enkele opvallende drukfouten zijn stilzwijgend verbeterd. | |||||||||||||||||||
[pagina xvii]
| |||||||||||||||||||
Per auteur is de opgave van de werken chronologisch naar datum van verschijnen van het werk in druk. Bij de eerste druk worden aantal pagina's tekst en formaat opgegeven. Een opengelaten plaats voor het aantal pagina's en voor het formaat geeft aan dat het werk door de samenstellers niet gezien is.
Bij herdrukken en vertalingen is geen opgave van de paginering en het formaat toegevoegd. Hierbij duiden jaartallen zonder voorafgaande plaatsnaam erop, dat de herdruk in dezelfde plaats verscheen als de vorige. Wanneer er sprake is van een sterk gewijzigde titel dan wordt deze ook opgenomen. Kleinere verschillen in de titels van herdrukken zijn genegeerd. Indien mogelijk wordt vermeld of het werk bij de herdruk veranderingen heeft ondergaan. Bij werken die zijn opgenomen in Carasso-Kok, Nijhoff/Van Hattum en Nijhoff/Kronenberg wordt naar het desbetreffende nummer verwezen. Wordt de vermelding van Carasso-Kok echter voorafgegaan door ‘Zie ook’ dan is het nummer in haar Repertorium een onderdeel van het in dit Repertorium opgenomen latere werk.
5 Bij de literatuuropgave wordt allereerst verwezen naar de Bibliotheek van de voorloper van dit Repertorium S. de Wind, maar niet als de auteur alleen in diens ‘Naamlijst’ voorkomt. In alfabetische volgorde volgen daarop de lemmata in de biografische woordenboeken. Deze bevatten verwijzingen naar de oudere literatuur, die daarom alleen indien een belangrijke monografie voorhanden is, nog wordt herhaald. De literatuuropgave beperkt zich verder zoveel mogelijk tot boeken en artikelen, die een levensschets bevatten of handelen over de historiografische werkzaamheden van de geschiedschrijver en is afgesloten op 1 januari 1989. |
|