Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Puk en Muk vliegen om de wereld (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Puk en Muk vliegen om de wereld
Afbeelding van Puk en Muk vliegen om de wereldToon afbeelding van titelpagina van Puk en Muk vliegen om de wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.67 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Puk en Muk vliegen om de wereld

(1979)–Jos Haens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Bij de tovenaar

Een van de aardigste tovenaars die er bestaan, is Batje. Hij woont in het Sprookjesbos, maar daar vind je hem niet gemakkelijk. Het Sprookjesbos zelf is wel te vinden. Vanuit het Grote-Mensen-land kom je er, door over de Hoge Bergen te gaan en dan langs de Speelduinen. Vanuit het Land van Klaas Vaak kun je er ook komen. Maar dan moet je langs Luilekkerland en er zijn kinderen die niet verder komen, omdat ze het daar zo goed naar hun zin hebben!

Puk en Muk komen regelmatig in het Sprookjesbos. Je weet wel dat Puk en Muk twee dwergen zijn die in het huis van Klaas Vaak wonen. Klaas Vaak zelf is erg oud en hij moet er voor zorgen, dat er genoeg slaapzand is om alle kleine kinderen 's avonds in slaap te krijgen. Heel veel dwergen helpen hem daarbij en Puk en Muk zijn de beste slaapzandzoekers. Op een dag zegt Klaas Vaak: ‘Puk en Muk, jullie weten de weg naar het Sprookjesbos. Daar woont Batje en dat is een tovenaar. Ik ken hem heel goed, maar ik heb hem al jaren niet meer gezien. De vorige week kreeg ik van hem een brief en daarin vroeg hij of ik hem de weerkalender kon bezorgen. Hij heeft die nodig om nog beter te kunnen toveren. Ik heb helemaal geen weerkalender, alleen maar eksterogen. Die steken als er regen komt. Dat is alles.

Als jullie nu eens naar Batje gingen om hem te helpen zoeken. Hij is zelf te oud om nog op reis te gaan. En jullie hebben al zoveel reizen gemaakt: misschien lukt het wel de weerkalender te ontdekken.

‘Hoi! Hoi!’ roepen Puk en Muk. ‘Heerlijk op reis!’

‘Maar weet je ook hoe je bij Batje komt? In zijn brief staat

[pagina 6]
[p. 6]

dat hij aan het Batjepadje woont in het bos. En er staat ook ergens een wegwijzer.’

‘O, we zullen hem zeker vinden, oom Klaas!’

‘Als je maar zorgt, dat je niets ergs overkomt!’

‘Daar zal ik wel voor zorgen, oom’, roept Muk, ‘zo gauw er gevaar is, zal ik schreeuwen: hard wegrennen!’

Klaas Vaak moet erom lachen. Hij weet wel dat Puk en Muk handige kereltjes zijn.

‘Als je maar gauw terugkomt en liefst met de weerkalender.’

Klaas Vaak kijkt eens naar de lucht. Wat voor weer zal er komen? Hij weet het niet.

Puk en Muk letten nooit op het weer. Puk heeft zijn paraplu bij zich. Die dient overal voor. Ook de regen houdt hij tegen.

Ze gaan meteen op pad. Het lijkt niet zo'n verre tocht, maar Puk en Muk hebben korte beentjes. Die van Muk willen niet meer verder als ze in de buurt van Luilekkerland zijn.

‘Ik ben zo moe, zo moe’, zucht hij, ‘kunnen we niet even uitrusten in Luilekkerland? Ik heb ook zo'n honger.’

‘Nee’, zegt Puk kortáf, ‘nee! Dat gaat niet. We moeten zo vlug mogelijk naar Batje...’



illustratie

[pagina 7]
[p. 7]

‘Ach wat, die Batje kan alleen maar toveren, niet eens koken!’

‘Wat weet jij daarvan? Dat zeg je alleen maar omdat je van de rijstebrijberg wilt eten. Trouwens... ik ruik iets, Muk ... ik geloof dat ik pannekoeken ruik ... Misschien tovert Batje wel pannekoeken...’

Muk kijkt zijn broertje ongelovig aan.

‘Jij probeert me voor de mal te houden. Die lucht komt niet uit het Sprookjesbos.’

‘Weet je wat? Als we terugkomen, gaan we even kijken in Luilekkerland.’

‘Ja, dan ook’, zegt Muk, ‘dan zeker!’

‘Maar nu nog niet. We hebben niet genoeg tijd. Kom, vlug doorlopen. Daar heb je de eerste bomen van het bos al.’ Puk slaat het handvat van zijn paraplu om de arm van Muk en trekt hem zo mee. Muk kijkt nog dikwijls om naar het land met al dat lekkers...

‘De pannekoeken van Batje zijn beslist héél lekker’, zegt Puk, ‘o, o, wat zijn die lekker: een met witte poedersuiker en een met bruine suiker en een met stroop en een met kersen...’

‘Laten we dan maar vlug doorlopen, Puk. Dan zijn we er gauw. Weet jij nog welk pad het is?’

‘Het Batjepadje. Er staat een bordje. Dat moet te vinden zijn.’

Het Sprookjesbos ziet er fantastisch uit. Er staan hoge dikke bomen met allerlei diepe gaten, die dienen als nesten voor de dieren. Tussen de wortels zijn donkere gangen waar je in kunt verdwalen. Er groeien geheimzinnige planten met vreemde bloemen.

Puk en Muk lopen over een pad dat door het bos slingert.

[pagina 8]
[p. 8]


illustratie

Zwijgend gaan ze verder, steeds dieper het donkere bos in. Dan komen ze bij een splitsing. Wat nu? Links of rechts? Gelukkig zien ze een wegwijzer. Ja, er staat op: naar Batje. Ze zijn op de goede weg. Maar wat is het donker en stil hier. Muk denkt erover of hij niet moet gaan roepen: hard wegrennen!

Is er werkelijk geen gevaar?

Plotseling staan ze allebei stil. Ze horen een stem...

Zo maar, midden in het bos.

 
‘Al weer een belletje zonder spatje!
 
Dat is uit de kunst van Batje!’
[pagina 9]
[p. 9]

Puk en Muk duiken weg achter de struiken en kruipen dan voorzichtig en stil dichterbij. Daar zien ze een vervallen huisje onder de bomen. Tussen de takken door zweven bellen, het lijkt wel of ze van gekleurd glas zijn. De kleurige bellen stijgen hoog boven de bomen uit. Nu worden Puk en Muk nog nieuwsgieriger. Heel stil sluipen ze dichterbij. Tussen de struiken door zien ze een leunstoel voor het huisje staan en in die grote stoel zit een oude man. Hij draagt een puntmuts en hij heeft een jas aan versierd met bloemen en sterretjes ... Een brilletje met ronde glazen staat op zijn puntneus. In zijn ene hand heeft hij een bakje en in de andere hand een lange pijp. Hoor, daar praat hij weer.



illustratie

[pagina 10]
[p. 10]
 
‘Uit dit schuimend zeepsopnatje
 
komen alle bellen van Batje.’

Dan pas merkt hij Puk en Muk op en hij roept blij: ‘Bezoek! Ha! Eindelijk bezoek!’

Dansend komt hij naar Muk toe. ‘Wie zijn jullie?’

‘Puk en Muk.’

‘Puk en Muk? Nooit van gehoord. Maar jullie weten wel, wie ìk ben?’

‘Jij bent Batje de tovenaar.’

‘En hoe weten jullie dat ik een tovenaar ben?’

‘Dat heeft Klaas Vaak ons verteld.’

‘Nee maar, komen jullie van Klaas Vaak? Dat is geweldig! Die heb ik pas een brief geschreven.’

‘Ja, jij wilt de weerkalender hebben...’

‘Precies!’

‘Oom Klaas heeft alleen maar eksterogen...’ zegt Puk.

‘Die heeft hij nodig voor de regen’, vertelt Muk.

Batje lacht.

‘Ik ben blij dat jullie er zijn. Het is hier altijd zo stil. Hier komt nooit iemand. Wie komt er nu ooit bij Batje de tovenaar? En het is hier toch zo prachtig. Heb je die zeepbellen wel gezien? Wie kan nu zo iets moois maken?’

‘Dat kunnen bij ons de kleuters ook’, denkt Puk, maar hij zegt het niet hardop.

‘Moeten jullie meteen al weer weg?’ vraagt Batje.

‘Nee’, zegt Muk, ‘ik zou eigenlijk wel een pannekoek lusten.’

‘Mijn broertje bedoelt, dat we eerst mee zullen zoeken naar de weerkalender. En als we dan weer bij Klaas Vaak zijn, krijgen we misschien een pannekoek.’

[pagina 11]
[p. 11]

‘Pannekoeken kan ik heel goed toveren’, zegt Batje. ‘Wat is het jammer dat niemand de weerkalender heeft. Klaas Vaak niet en vrouw Holle niet en reus Knolleneus niet. Ik heb ze allemaal gevraagd. Jullie zouden eens moeten gaan zoeken boven in de lucht.’

‘Boven in de lucht zijn alleen maar wolken’, zegt Muk.

‘Dat dacht je maar. Nee, er gebeuren allerlei geheimzinnige dingen hoog in de lucht. En jullie zouden daar best eens een kijkje kunnen gaan nemen. Jullie zijn allebei zo klein. Dat zal heel goed gaan!’ knikt Batje tevreden.

‘Maar wij hebben toch geen vleugeltjes!’

‘Aan alles wordt gedacht’, zegt Batje. ‘Jullie gaan die reis maken in de tovertijd. Je denkt dat het lang duurt en toch is het zó voorbij.’

‘Zo is het met alle leuke dingen’, zegt Puk.

‘Natuurlijk, want zo'n reis is heel leuk. Kijk maar eens, wat ik voor jullie maak.’

Batje gaat in zijn grote stoel zitten en dompelt zijn pijp in het bakje zeepsop. Dan begint hij zacht te blazen en kijk, daar komen de zeepbellen. De een na de ander zweeft weg. Maar dan blaast Batje een prachtige grote bel. Steeds groter. Groter dan Puk en Muk samen. Die bel heeft schitterende kleuren net als de regenboog.

‘Let nu op’, zegt de tovenaar. ‘Ik ga met die zeepbel toveren.

 
O, o, wat is die bel een schatje.
 
Zo iets moois maakt alleen maar Batje.’

Batje gaat met de zeepbel naar binnen. Hij woont in een echt oud toverhuisje. Er brandt een vuur in een open haard.

[pagina 12]
[p. 12]


illustratie

Boven de open haard is een stenen rand en daarop staan allerlei toverflessen en toverbollen. Op de rand zit een wijze uil slaperig te kijken.

‘Let maar op’, zegt Batje, ‘dan leren jullie ook toveren.’ Hij laat de zeepbel in een toverpan zakken. Met een gewone pan lukt dat natuurlijk nooit. Een zeepbel is veel te teer. Puk en Muk kijken met open monden toe. Zouden ze dat zelf ook kunnen? Kijk, wat doet Batje nu? Hij neemt een fles met een zwarte vloeistof. DRAKEBLOED staat op het etiket. Batje druppelt langzaam wat van het drakebloed over de zeepbel. Dan houdt hij de pan voorzichtig boven het vuur en laat de zeepbel warm worden. Nu kun je er opeens niet meer doorheen zien. Met een vork draait Batje de bel

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

om en om. Merkwaardig! De punten van de vork prikken wel in de bel, maar hij blijft heel. De vork prikt er niet doorheen. Het is een soort gummi geworden.

Dan laat Batje de prachtige ronde bal afkoelen.

‘Hoe vind je het? Hoe vind je het?’ vraagt hij telkens. Hij is trots op zijn toverkunst.

Daarna pakt Batje een grote schaar.

‘Als je buiten iets wilt zien, moet je een raampje hebben’, legt hij uit. ‘Kijk, hier aan de bovenkant knip ik dat uit. Je kunt het opendoen als het mooi weer is. Maar misschien krijg je onweer of storm, of weet ik wat. Dan doe je gezellig het raampje dicht en dan heb je een knus rond kamertje.’ Hij knipt het raampje aan drie kanten los, zodat het weer mooi dicht kan als het nodig is.

‘Mag ik jouw paraplu even lenen?’ vraagt Batje. ‘Weet je, als je daarboven bent moet je natuurlijk niet gaan rondtollen. Daarom binden we de paraplu onder de ballon vast. Dan weet je ook altijd wat boven en wat beneden is. Bovendien heb je dan een parachute bij de hand als het nodig mocht zijn. Maar wees niet bang. Wat kan er gebeuren met een ballon van Batje?

[pagina 14]
[p. 14]
 
Met een toverbal van Batje,
 
blijf je zweven als een watje.’

De dwergen vinden het een prachtige uitvinding en ze klauteren in de ballon, terwijl Batje de paraplu vastmaakt.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken