Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers
(1679)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: 's Morgens voor den dagh, in 't velt, &c.
EEn Bruydegom schoon
Heeft mijn ziel uytgelesen,
En sonder hem
En magh mijn ziel niet wesen,
Met stemme soet,
Met stemme soet,
Met stem, met stem, met stemme soet
Ick hem altoos loven moet.
| |
[pagina 761]
| |
Hy is alleen
Mijn alderliefste gepresen,
En sonder hem
En magh mijn ziel niet wesen,
Want hy alleen,
Want hy alleen,
Want hy, want hy, want hy alleen
Is dien ick grondigh meen.
Hierom o ziel
Wilt daer niet veel om dencken,
Al moet ghy hier
U natuer vry wat krencken,
Al valt het suer,
Al valt het suer,
Al valt, al valt, al valt het suer,
Het is een qua natuer.
Wilt u natuer
Niet al te veel op achten,
Die het Kruys vliet,
Die moet t Kruys verwachten,
Want 't vleesch moet met pijn
Want 't vleesch moet met pijn,
Want 't vleesch, want 't vleesch,
Want 't vleesch moet met pijn
Toch eens gestorven zijn.
O Heer tot sterven
Wil ick my gaen begeven,
En met vromigheyt
U te dienen al mijn leven,
Met vromigheyt,
| |
[pagina 762]
| |
Met vromigheyt,
Met vroom, met vroom, met vromigheyt
Heer u dienstmaegd is bereyt.
O Heer u cruys
Gewillig te ontfangen,
En met vrolickheyt
Doet mijn een soet verlangen,
Want een weynig tijt,
Want een weynig tijt,
Want een weyn, want een weyn, want een weynig tijd
Is dat mijn ziel hier lijt.
Maegden eerbaer,
Hout immers vroom couragie,
Al valt 't u swaer
Die werelt te versmaden,
Denckt Gods graci soet,
Denckt Gods graci soet,
Denckt Godts gracy, denckt Godts gracy, denckt Gods gracy soet
Sal u geven goeden moet.
|
|