Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers
(1679)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
[pagina 331]
| |
[pagina 332]
| |
WEest gegroet Maria vol van gratien,
Uyt-verkooren boven alle natien
Heeft den Heere uw' suyverheyt.
Want ghy Salomons throon planteyt
Van yvoore zijt schoon bereyt,
Puer van alle smetten,
Reyne herten altijdt op u letten.
O Maria wel-ruyckende Cypresse,
| |
[pagina 333]
| |
Bidt doch voor ons hemelsche Princesse,
Dat w'ons mogen verblijden in eeuwigheyt.
Want ghy, &c.
Weest gegroet, O Koningin der Hemelen.
Hoogh verheven boven alle Engelen,
Want den Heer is met u altijdt,
Van hem zijt ghebenedijdt,
Uw' ootmoedigheydt hem verblijt,
Boven alle Vrouwen,
Dus wy loven u ter goeder trouwen
O Maria, seer klare Morgen-sterre,
Bidt voor ons, die van u zijn soo verre,
Dat wy van ons ellenden eens zijn bevrijt.
Van hem, &c.
Weest ghegroet, O overschoone dageraet,
Want uyt u ons d'over-klaere Son opgaet,
O wellustige Paradijs,
Roosen-bloeyende Jesse-rijs,
Van u lichaem de vrucht seer wijs
Sy gelooft, gepresen,
Van ons sonden heeft hy ons genesen.
O Maria, vergulde Arck des Heeren,
Bidt voor ons, op dat wy mogen leeren
Een nieuw leven te leyden, naer u advijs.
Roosen-bloeyende, &c.
|
|