Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers(1679)–Aegidius Haeffacker– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Noch Op de voorgaende wijse. WIen d'Aerd, den Hemel, en de Zee Aenbidt, prijst, ende diendt geree, Die het drievuldigh schepsel stiert, Maria is met dien verciert. Wien Son en Maen, en watter is, Ten allen tijden dient gewis: Bedauwt met 's Hemels graci' soet, Draeght hem een Maget met ootmoet. O Moeder saligh door 't gheluck Dat in u lichaem, sonder ruck, Beslooten is, die 's wereldts last In sijne handt sluyt, en houdt vast. Door 's Hemels bootschap Salig meest, En vrugtbaer door den Heyl'gen Gheest, [pagina 299] [p. 299] Item alius ejusdem metri. Quem terra, pontus, aethera Colunt, adorant, praedicant, Trinam regentem machinam Claustrum Mariae bajulat. Cui Luna, Sol & omnia Desérviunt per tempora, Persusa caeli gratia Gestant puellae viscera. Beata mater, munere, Cujus supernus artifex Mundum pugillo continens Ventris sub area elausus est. Béata caeli nuntio, Faecunda sancto Spiritu, [pagina 300] [p. 300] Der Heydenen verlangen groot Is voort-gekomen door u schoot. Lof zy u Heer gebenedijt, &c. Als vooren. Desideratus gentibu Cujus per alvum fusus est. Gloria tibi Domine, &c. Vorige Volgende