Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers
(1679)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: Als de selve begint, &c. | |
[pagina 188]
| |
[pagina 189]
| |
KOmt Menschen schoon verciert met deught,
Die met den Heer verresen zijt:
Komt, die nu zijt als jonghe jeught,
Door Christus doodt gebenedijdt.
Komt, komt en maeckt een nieuwe vreughdt,
Ghy meught met recht wel zijn verblijdt:
De doodt is doodt, de Hel ontbloot,
Verwonnen is den Duyvel snoodt,
Des Hemels poort is op-gedaen,
Al die maer wil magh daer in gaen.
Komt Eng'len schoon uyt 's Hemels throon,
Komt Cherubin, komt Seraphin,
Ver-eert de Feest van Godes Soon,
Betoont uw' blijde vreught en min
Op dat ons lof mag zijn ydoon,
| |
[pagina 190]
| |
Verwekt ons hert en onsen sin:
Acht ons niet meer soo gering,
Als een verschoven vreemdelingh.
Wy sijn seer duer grantsoeneert,
Door Jesum zijn wy hoogh ver-eert.
O Jesu soet, ons hooghste goet,
Ons Heer, ons eer, ons vrolijckheyt,
Wy dancken u met groot ootmoet,
Voor sulcke berremhertigheyt,
Dat g ons verlost hebt met u Bloedt,
En 't eeuwigh goet ons hebt bereyt.
Geeft ons dat wy, van sonden vry,
Ons Paesch lam etend' heylig bly,
Gheschort, geschoeydt, met 't Cruys in d'hant,
Verlaten voorts Egypten lant.
|
|