Het paradys der geestelijcke en kerckelijke lof-sangen, op de principaelste feest-dagen des gheheelen jaers
(1679)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse. O schoonste Personagie, &c. | |
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
O Soete Harmonye!
Van my verdrijft ghy smert,
Door reyner minnen.
O Choor der Eng'len blye;
Ghy steelt van my mijn hert,
En al mijn sinnen.
Uyt liefd' divijn
Ick heel verdwijn,
Om dat ick hoor van vrede,
Die my aendienen
Des Hemelsch Cherubinen,
Godt ook mede.
O Jesu minnelijke,
Die mensch geworden zijt
En Godt gebleven:
In Aerde en Hemelrijcke
Weest nu gebenedijt
Van al die leven.
Mijn Godt, mijn Heer,
Mijn hoop, mijn eer,
Met u soo wil ick sterven:
Als werelts lusten
En vreughden, vol onrusten
Voort-aen derven.
Ghy zijt den aldermeesten,
Den hoogsten Heer van al,
Rijck, Schoon, Almachtigh.
Nochtans hier voor de beesten
Leght ghy in eenen stal,
| |
[pagina 23]
| |
Arm, teer en klachtigh.
O Godt seer groot,
Mensch naeckt en bloot,
Wilt my u wijsheyt schenken:
Dat ick met vreughden
Magh alle dese deughden
Overdencken.
|
|