Het paradijs der geestelijke en kerkelijke lofzangen (onder pseudoniem Salomon Theodotus)
(1638)–Aegidius Haeffacker– AuteursrechtvrijOp de wijse: Edel Kersouw, &c.O Jesu soet, Leydt my in uwen Tempel,
Door uwen Heyl'ghen Gheest,
U te gemoet, Na Simeons exempel.
Dat mijn ziel on-
| |
[pagina 309]
| |
bevreest,
Die dus langh is gheweest
Benouwt, en vol van lijden,
Magh oock van hier in vrede gaen,
En eeuwigh haer verblijden.
O Jesu soet,
Leydt my in uwen Tempel,
Door uwen heyl'ghen Gheest,
U te ghemoet,
Na Simeons exempel.
| |
[pagina 310]
| |
Dat mijn ziel onbevreest,
Die dus langh is gheweest
Benouwt, en vol van lijden,
Magh oock van hier in vrede gaen,
En eeuwigh haer verblijden.
Die dus, etc.
Gheeft my te sien
Met mijnder zielen-ooghen,
Uw' saligheydt, bereydt
Voor alle lie'n,
Die u te vinden pooghen.
Want mijne ziel verbeydt
Alleen uw' Majesteyt,
Met een licht in haer handen.
Maer ghy die zijt het eeuwigh licht,
Doet mijn licht meerder branden.
Alleen, etc.
Maria fijn,
Reyn onbevleckte Maghet:
Een dagheraet ydoon,
Die geeft een schijn
Des morghens als 't vroegh daghet:
Soo ghy, der Sonnen throon,
Brenght ons het licht seer schoon:
Heel vroegh komt ghy op-rijsen.
Dus singen wy: Weest wellekom,
En gaen u eer bewijsen.
Brenght, etc.
Godts Moeder reyn,
O mijnder wilt ontfermen,
| |
[pagina 311]
| |
Toont my u klaer aenschijn:
U kind'lijn kleyn,
Geeft my in mijnen ermen,
Druckt het in 't herte mijn.
Ick bid u door de pijn,
Die u hert heeft door-sneden,
Dat ick magh wijs en suyver zijn,
En lichten door goe' seden.
|
|