De kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders
(1929-1930)–Godevaert van Haecht– Auteursrecht onbekendFebruarius-Martius.Ga naar margenoot+ Item desen tyt so was't seer stille van vuele saecken mits aen allen syden raet ghehouden werdt. Ende den 14 sprokel so was't seer hooghe gevloeyt ontrent Antwerpen, also dat vuel kelders vol waters quaemen, en desgelycx wederom den 4. dach Meert, duer veul reghens storm en wint; oock waeren sommighe dycken doergebroken, also dat in Hollant in deser maent, oock vuel scaeyen gesciede. Ga naar margenoot+ Item deestyt was het Nederlandt seer ghequelt met vuel myten, die seer cleyn waeren en ten lesten seer onwillich waeren, want men sach dat se met heelen tonnen overquaemen, doer vuel lieden dier proffyt aen wisten. Item desen vasten so was 't tot Mechelen en tot meer plaetsen verboden te eten boter en case en eyeren, en so voorts: quellyck voer 't volck, want in geen herbergen en mochten sy sulcx den reysenden man voortslangen.Ga naar margenoot+ Dit gebodt werdt daer gedaen in den naem van Granvellus, bisschop van Mechelen, al was hy buytens landts. Tot Antwerpen versochten de papen sulcx oock te verbieden, maer sommighe heeren antwoerden, oft sy 't volck wel wat anders wisten te koken. Nochtans dede men de papen noch al vuel te lieve, want op den 12 dach Meerte, werdt er eenen cruepelen en eenen anderen uyt de stat gebannen, omdat se opGa naar margenoot+ de hoecken der straten gesongen hadden goede scriftuerlycke liedekens, daer't volck meer by gesticht werdt, dan by een misse te hooren; maer sy hielden voer seer quaet, omdat er niet af in haeren coffer en quamGa naar eindnoot(11). Item deestyt en mochte het volck in Engelant geen flouweel noch geen syden laecken draeghen, noch geen gheweer langher dan de geordineerde mate, welck den volck seer quelde. Item deestyt was te Antwerpen een wilde vrouwe te sien, die met eenighe scepen was aencomen en was oudt 20 jaer; sy en adt niet danGa naar margenoot+ rou vleesch, sy hadde een dochter by haer van 7 jaer en waeren gekleet met huyen van zeehonden; haeren man was ghescoten van de scippers, anders meynde hy in't scip te comen; haer suster was oock gevangen en gesconken eenen grooten heer en was by de 15 voeten lanckGa naar eindnoot(12). | |
[pagina 26]
| |
Ga naar margenoot+ Item in't eynde deser maent, so quam er weder groot gerucht in't landt, ende tot Brusel was groote vergaderinghe der edelen en overheyt der steden, die van de regente ontboden werden. Den conick screef dagelycx brieven, dat hy in alle steden de inquisitie wilde gevolcht hebben, en hadde liever dat de landen daerdoer bedorven en verloren gingen, dan dat syn siele soude verloren gaen. Ende so den roep was, so was erGa naar margenoot+ vuel edeldoms, die al met de heeren des nieuwen verbonts wilden aenhouden en onderteekenen en tsamen de inquisitie wederstaen met redenen oft ghewelt: ende al Vlaenderen was oock seer beroert, en wilden oock van der inquisitien ontslaghen syn want sy daer over sommighe jaeren doerghedronghen is, oft ommers so grooten vervolch als de inquisitie mach inhouden Ga naar eindnoot(13). Ga naar margenoot+ En seer subyt werdt den borgeren van Antwerpen en ander plaetsen geboden des nachts scerpe wacht te houden, daer 'tvlock noch meer in beroert was. D'een seyde 't is om dat hertoch Erich volck aenneempt d'ander seyde 't is omdat de papen scrchden dat dese edelen des verbondts met hulpe van 'tvolck van der religie de stat souden innemenGa naar eindnoot(14). En sulcke valsheyt versiert synde, screven sy den conick wel over, gelyck sy voer sommige jaeren selve op de hoeken van eenighe straten, of in den velde de beelden hebben doen breken en den conick over screven, dat de luytherianen oft ander volck van de nieuwe religie sulcx gedaen hadden, oorsaeck soeckende, dat den conick de inquisitie hier sou inbrenghen. Gelyck ick en vuel menschen gesien en ghehoort hebbe binnen Antwerpen, dat een verloopen monick onthalst werdt, omdat hy een coopman opter borsen doerscoten hadde, daer hy toe ghehuert was, sprack en bekende dat hy was degene, die het groot cruycefix buyten aen 't galgevelt gebroken hadde doer believen van den cardinaal van GranvelleGa naar eindnoot(15). Voorts so werden tot Antwerpen 3 scepen versien van gescut en daermede hielt men wacht op de rivire van den Scelde; alle de sluetelen der statpoorten werden verandert en tot Brusel so waeckte men nacht en dach. Oock quam eenen seer quaden roep onder het gemeyn volck tot Antwerpen, als dat sekere scepen met crychvolck uyt Spaengien gecomen syn, en doer Godts geheughen verdroncken syn: oft eensdeelsGa naar margenoot+ daer iet af was? Maer sommige seyden van 6, sommige seyden van acht of van 10 scepen. Hierdoer was het volck meer geturbeert, seggende: Nou, so siet men dat de conick met gewelt ons de inquisitie wil brenghen! Den roep was, dat onlancx hertoch Erich oock binnen Antwerpen is geweest, en het concept was met dese spaengiaerden, by nachte in Antwerpen te comen en te vermoorden, alle die de inquisitie versmaden, welcke lieden de papen doer haer verraders meest wel weten. | |
[pagina 27]
| |
[29 Maart 1566]Ga naar margenoot+ Item op den 29 dach Meerte so werden uyt Antwerpen ghebannen alle erm lieden en ander ledighe personen, en dat om alle quade roepen, die oock niet al sonder oersaeck en waerenGa naar eindnoot(16). | |
Requeste opt corste.Ga naar margenoot+ Aen de eerwerdighe heeren borgemeesteren en raet der vermaerder coopstat van Antwerpen, gepresenteert by de gemeyne borgerscap der selver stat. Vertoonen in alder oodtmoet de gemeyne borgerscap deser stat van Antwerpen, dat t' huerder kennis gecomen is, dat onsen heere, den conick, nou onlancx geleden ghelieft heeft, uyt Spaengien herwaerts over te seynden syn uyterste meyninghe opt stuc van der inquisitien in desen lande van Brabant gepubliceert en onderhouden te hebben, sonder exceptie oft onderricht van eenighe heeren, prelaten, edelen, staten oft leden des selfs landts. Ende want dese requiranten altoos vryelycken verhoept hebben, dat syne conicklycke maet. eertyts genoech geremonstreert synde, de quade consequenten van der selver inquisitien, als daer op de beloeften saliger memorie Karoli 5 gedaen aen de maesteyt van de coniginne saliger memorien tot Ausborch, mits oock de beloeften van onsen heere den conick binnen der stat van Antwerpen 1549; sendt nu oock onlancx geleden wel expresselyck by de comissarissen der selver stat beloeft heeft nemmermeer de voerscreven syne Nederlanden en bysondere de stat van Antwerpen soude willen beswaren met de voerscreven inquisitie. Bovendien is nochtans waerachtich, dat onse genadighe vrouwe de hertoginne van Parma goevernante, uyt crachte van synder maesteyts scryven in meyninghe is, boven de beloefte in Julio lestgeleden tot dien fyne ghescreven, de voerscreven inquisitie hier in dese stat onder 't decsel des consiliums van Trenten openbaerlyck eer acht dagen te doen publiceren en tot onderhoudenesse van dien een iegelycken te bedwinghen, autoriserende die bisschoppen en ander geestelycke persoonen daer af alleen de kennisse. Maer wat quader consequentien en jammerlycke desolatien dit selve den landen mede brengen sal en bysonder dese stat en is hier niet noot te verhalen, want het is myn heeren en syne maesteyt dicwils genoech gheremonstreert. En desnietteghenstaende, men noch wil voorts procederen teghens alle recht, equiteyt, billicheyt tot der publicatien en executie van de inquisitie, 't welck is het eeuwig fondement van de toenemende beroerte en desolatie van dese landen en der vermaerder costelyck juweel van Antwerpen; soo syn wy supplianten uyt redenen geoorsaeckt ende bedwongen openbaerlyck voer Godt en voer U, als onse magistraet te protesteren; | |
[pagina 28]
| |
ende protesteeren mits desen, dat de voerscreven publicatie ende executie van der inquisitien onder 't decsel des conciliums van Trenten, gebuert, niet alleen en is teghen alle recht, maer oock directelyck teghens alle onse previlegien van Brabant en ander toesegghingen deser stat gedaen. En so verre feytelycken eenigen oppositie tegen dese publicatie gebuert, sustineren de supplianten sulcx voer geen oproer oft onghehoersaenheyt te connen gehouden oft geacht te worden voer den competenten rechters. Wy seggen competenten rechters, dewyle hier buyten alle justicie en billicheyt en teghens alle previlegien in't stuc van der inquisitien getracteert worden in 't 1,2,3, 4 artycule en in't leste van der blyder incompste. So versuecken wy als aen U onse magistraet, regeerders en mombaers sulcx onsen conick, sult den camergerechte, den heylighen roomschen keyserrycke te kennen geven, en syne Maet. voer den camergerechte, uyt cracht der gulden bullen desen lande van Brabant 1548 by der keyseren verleent en den rycxdach afscheyt den 26 Juny 1548, doen beroepen, en dach besceyden om aldaer, van onsent weghen bewesen te worden, dat de inquisitie contrarieert onse previlegien, omme aldaer voerts verclaert te worden, te syne ongefondeert, om sulcx in desen lande van Brabant te doen publiceeren en noch min om te doen executeeren. Uyt dien te meer, dat se de stat en gemeyne borgers van Antwerpen syn achtervolghende den contrackte van Ausborch gemaeckt tusschen desen lande en den duytschen lande 1548: en oock naer uytwysen den contrackte des religiens vrede van Pausu (Passau) 1552 en t' Ausborch 1555 gemaeckt, welcken wy naervolgende behooren vry en ongemolesteert te blyven in cas van inquisitie; en voerts te genieten alle tittelen previlegien en liberteyten gelyck ander staten des rycx leden die gebruycken, waer toe dese Nederlanden contribueren in lasten des rycx so vuel als 2 cuervorsten. Dit doende sult u behoerlycke officie genoech doen, anders wy protesteeren als boven ootmoedelyckGa naar eindnoot(17). Ga naar margenoot+ Item also voer geruert werdt, dat den edeldom ende staten des landts tot Brusel, in't eynde deser maent begonden te vergaderen, so is't te weten dat de geconfedereerde heeren des nieuwen verbonts aldaer gecomen syn, met seer grooten state van peerden, en sonderlinghe den heere van Brederode waerdoer de goevernante en ander hovelingen seer verscrickt waeren van al dat ruytervolck. En den roep was, dat het rontom vol ruyteren lach tot Brusel, maer sy antwoerden de regente, dat het geen ruyteren en waeren, dan alleen haer edelen en elck edelman syn dienaers, welck maeckte een grooten nombre. Maer men hoorde wel dat se om geen kleyn saeke aldaer en quaemen, so gewapent en gelyckher hant; en hertoch Erich was doer haer oock tot Brusel geroepen, maer niet gecomen, en den hertoch van Cleven was gescickt nae | |
[pagina 29]
| |
Ausborch, hebbende mede bevel van dese edelen om syn rapport daer op den rycxdach te doenGa naar eindnoot(18). Ga naar margenoot+ Item deestyt was tot Antwerpen groote quade presomtie in hertoch Erich van Brunswyck, die groot vrint was van de regente des landt en een groot vrint van de geestelycheyt. Den roep was over al, dat hy commissie hadde om Antwerpen in der nacht te overvallen en in te nemen, en te vermoorden alle, die haer teghen de inquisitie stellen oft soecken te beletten. Hy was oock somwijle in stat gesien, maer hoorde haest sulcke murmuratie, dat hy niet langhe hem en liet sien, of in een plaetse en bleef, maer sliep sommighe nachten in eenighe cloosters. Na dat 't volck riep, sou men de stat gansch overvallen, maer soo vuel was't, dat hier laghen in stat sommighe walsche cappiteynen en so die voer de wet ontboden werden, seyden sy dat se hier tot dienst besceyden werden. Maer moesten vertrecken eer't de gemeynte overal wiste, die al riepen, dat se doer hertoch Erich bestelt werden. Oock was den roep nou, dat doer de tempeeste in zee, daer voer afgeseyt is en sommige spaensche soldaten verdroncken en verstroyt waeren, in Engelant gearriveert syn en daerGa naar margenoot+ bekennet hebben, dat haer Antwerpen ten roof beloeft was om de weygeringhe der inquisitien tot eenen spiegel allen andere steden der Nederlanden. Men meynde oock volck in cloosteren te bergen, om sulcx te volbrenghen, en men hielt sterke borgerwacht maer 'tvolck vreesdeGa naar eindnoot(19). Maer daer was noch eenighe hope in de vergaderinghe der edelen, die men hoorde, dat van vuel goede saecken handelden om de regenteGa naar margenoot+ daertoe te verwillighen by redene oft gewelt en haer, en den cancelier, allen haer abuysen en frauden voerhielden: ende dese edelen des nieuwen verbonts hadden seer grooten aenhanck van gemeyne edelen, ende men hoorde, dat in't reysen na den prince van Oraengien en na den grave van Egmont gescoten was, so sy dicwils over ende wederover reysdenGa naar eindnoot(20). |
|