De Psalmen Dauids

Den cl. Psalm.

Is een vermaninghe dat wy Godt (om dat hy door zijn woort hem een Kercke plant, teghen de werelt ende den Duyuel staende houdt) dancken souden.

[p. 389]

Haleluia.

1

LOeft den Heer' in zijn Heylichdom:
Loeft hem met vlijt
In-de stercte zijnder machte
In all' zijn daden gheeft hem Ro'm,
Loeft hem altijt
In zijn Heerlijckeyt end' Crachte.

2

Loeft hem met basuynen gheclanc:

Met Psalter-spel

End' Harpen wilt hem lof-baren.
Loeft hem met Tamboeren end' Sanc,

Met Dansen wel:

Loeft hem met Pijpen end' Snaren:

3

Loeft met hellen Cimbalen hem:

End' doet hem Eer'

Met wel-clinckende Trompetten.
All' wat heeft Adem ende stem'

Loue den Heer'

Elck will' op zijnen Roem letten.

Eynde der Psalmen Dauidts.