Werken. Deel 1: Gedichten(1875)– Hadewijch– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 301] [p. 301] XXXII. Willecome oerspronc van binnen Du bringes edel hemelsch kinnen Du voedes altoes met nuwer minnen Du houdes mi ledech in dijn versinnen Alles toevals na utterst kinnen. Der bloeter waerheit enecheit Die alder redenen doen ontseit Houdt mi in die ledecheit Ende voeget mi te diere eenvoldecheit 10.[regelnummer] Dies ewechs wesens ewecheit. Daer benic alre redenen onspronden Alle die nie scrifture verstonden En mochtent met redenen niet orconden Dat ic bloet ende onbewonden Hebbe in mi boven redene vonden. Vorige