Brieven
(1947)– Hadewijch– Auteursrecht onbekend
[pagina 7]
| |
[I. Tekst en commentaar]Wijze van uitgaveDe kopij voor deze uitgave lag sedert jaren klaar. Het was mijn bedoeling ze onmiddellijk op die van de Visioenen te laten volgen. Er waren echter in deze brieven talrijke plaatsen, waarvan de beteekenis mij duister bleef. Zoo heb ik steeds met deze uitgave gewacht, in het gevoel dat de commentaar nog niet rijp, niet voldragen, was. Misschien zou er met den tijd wat meer licht in die duisternis opgaan. Af en toe begon ik er weer mede, werkte ik om, wijzigde, vulde aan, naar gelang van wat mij telkens beter voorkwam. Intusschen werd door anderen ook over Hadewijch geschreven, werd zelfs een bloemlezing uit de Brieven met een paraphrase in hedendaagsch Nederlandsch uitgegevenGa naar voetnoot1), zonder dat ik er ook maar eenigszins door geholpen werd. Ik acht nu toch den tijd gekomen om er een einde mee te maken. Sedert jaren zijn de Brieven van Hadewijch uitverkocht en wordt een nieuwe uitgave algemeen verwacht. Ik geef dan hier wat ik er van heb kunnen maken, al blijven mij nog steeds enkele passages, zelfs enkele brieven, tamelijk duister. De wijze van uitgave is dezelfde als die van de Visioenen. (Woord vooraf en Inleiding, Derde hoofdstuk). Ik herinner hier aan het voornaamste, wat tot het begrip van deze uitgave noodzakelijk is. Gevolgd werd de tekst van hs. C. Cursieve letters zijn oplossingen van afkortingen; cursieve woorden zijn wijzigingen in den tekst van C, waarvan de lezing dan in de varianten wordt opgenomen: in zulke gevallen wordt de lezing van hs. A gevolgd, soms van B; wat uit de varianten blijkt. Persoonlijke, subjectieve wijzigingen heb ik mij niet veroorloofd, wel eens vermeld in de aanteekeningen. Wat tusschen [ ] staat dient uitgeworpen, wat tusschen < > opgenomen. De folio-aanwijzingen van A (arabisch) en B (romeinsch) staan links; wat rechts van de bladzijden staat komt uit C. | |
[pagina 8]
| |
Daar staan dan ook de zeldzame aanteekeningen van hs. C; die van A, soms B. staan beneden, vóór de varianten. Waar vóór een variante geen letter staat, beteekent dit dat A en B dezelfde lezing hebben: B is immers een afschrift van A. Een omgekeerde D als paragraafteeken wordt hier door § aangeduid. De interpunctie is van mij; waar C een interpunctie heeft, wordt dit vermeld. De punctuatie van C bestaat hoofdzakelijk uit hoofdletters, of geel doorstreepte letters, of punten; de doorstreepte letters zijn hier schuin gedrukt; de punten door / weergegeven. De grootere beginletters van elken brief konden in deze uitgave niet behouden blijven. De nummering der regels en de indeeling in paragrafen zijn echter dezelfde gebleven als in den eersten druk, voor het gemak der verwijzingen. De COMMENTAAR bestaat hoofdzakelijk uit een inleiding vóór elken brief, onder den tekst doorloopende verklaringen en een woordenlijst. In de inleiding wordt naar de bestemming gezocht; de algemeene inhoud aangegeven; de algemeene en dan ook de bijzondere leerstukken ontleed; de beteekenis van enkele moeilijker plaatsen besproken, om de verklarende aanteekeningen niet te uitvoerig te maken; de invloed nagegaan: hier, en in de aanteekeningen, komen dan de losse fragmenten, de Limburgsche SermoenenGa naar voetnoot2), de Adelwip-uittrekselsGa naar voetnoot3), de Haagsche bloemlezingGa naar voetnoot4) en vooral de paraphrase bij Mande ter sprakeGa naar voetnoot5). In de verklarende aanteekeningen verwijst z. Inl. naar de elken brief voorafgaande inleiding, niet naar de algemeene inleiding. Waar het alleen op de beteekenis van een woord aankomt, raadplege men de woordenlijst. Deze neemt alle bij Hadewijch in de brieven voorkomende woorden op, met alle eigenaardigheden van hun gebruik. Bij een schrijfster als Hadewijch heeft zulk een volledige lijst haar waarde en beteekenis. De algemeene Inleiding, het tweede deel dezer uitgave, zal voornamelijk handelen over den aard en de bestemming dezer brieven; over de echtheid er van; over de bronnen; over de leer, die er in wordt voorgehouden of verondersteld; verder, | |
[pagina 9]
| |
aanvullend bij de inleiding tot de Visioenen, over vorm en stijl; over het leven en de persoonlijkheid van onze schrijfster. Zoo neem ik afscheid van deze Brieven, om verdere studie aan anderen over te laten.
Antwerpen, Juni, 1947. |
|