VI.
't Scheen abbadona voor den troon
Zijns Regters, als des Eeuwgen Zoon
Den boetling, voor hem neêrgestort,
't ‘Ontvang genade!’ tegenfluistert.
Wat mogt ik eerder als algemeen bekend bij mijne Lezers vooronderstellen, dan de treffende en beroemde Episode van Abbadona in elopstocks Messiade; van Abbadona, den gevallen Engel, in wien toch altijd de sporen van zijn' voortreffelijken aanleg, van zijne oorspronkelijke, verhevene bestemming zigtbaar blijven, en die eindelijk; wanneer zijne ziel door het berouw is gelouterd, weder in zijnen vorigen rang wordt hersteld? Vinden wij in den Dichter der Messiade een reusachtig genie te bewonderen: zijn Abbadona herinnert ons, dat hij diepgevoelend en edeldenkend mensch en Christen was. Veilig achtte ik daarom eene vergelijking hieruit te mogen ontleenen. De schoone plaats, welke ik op het oog had, vindt men in den XIXden Zang vs. 130-200.