toornd en al gauw volgt een Durrell-telegram met ‘Deepest apologies unjust criticism...’ en later: ‘Forgive my stupidity, cher maître...’ Ook uit de inhoud van hun brieven komen de verschillen naar voren. Miller heeft het over het werk waaraan hij bezig is, over boeken die hij gelezen heeft, huiselijke moeilijkheden, de niet aflatende ergernis over hem dag en nacht storende bewonderaars, de reizen, die hij zou willen maken, kort na de oorlog zijn financiële moeilijkheden: in één jaar kwamen er in Europa en Amerika zeventien boeken van hem uit en nòg kon hij slechts met moeite de kruidenier betalen. Durrell beschrijft, schildert en doet dat prachtig: de sfeer van een klein eiland in de Middellandse Zee, bevrijd Athene in de sneeuw, het leven in Brazilië, in het zuiden van Frankrijk, in Belgrado, op Cyprus, waar hij aan Justine werkt terwijl buiten de bommen ontploffen en zo nu en dan pistoolschoten te horen zijn. Durrell is ook de man, die er niet tegen opziet onder een pseudoniem een ‘potboiler’ te schrijven, die er om lacht als zijn Engelse uitgever een paar krasse termen uit zijn tekst schrapt, zaken waartegen Miller hem met nadruk waarschuwt. Hun verschillen komen aan de dag in hun houding ten aanzien van een Jack Kerouac. H.M.: ‘I say it's good, very good, surpassingly good. The writing especially. He's a poet. His prose is poetry, Or, shall I say, the kind of poetry I can recognize.’ Durrell: ‘Question de goût, I suppose. I can't go along with you. I found it really corny, and deeply embarrassing... and worst of all pretentious. All these nincompoops crawling up hills with their food in polyethylene bags and attitudinising about religion like Oxford Groupers’ (waarschijnlijk The Dharma Bums. JdH.).
Tenslotte levert Durrell een bewijs hoe weinig hij in wezen van Miller begrepen heeft aan het eind van het boek. We treffen daar het voor mij nogal schokkende schouwspel aan van een wanhopige Miller, worstelend met de slotdelen van de Rosy Crucifixion, met Nexus-de dynamo, die steeds trager gaat lopen. ‘I'm going through some sort of crisis. Never feit more desolate. Yet underneath very hopeful.’ Hij vertelt dat hij op een nacht was