Monnikje Lederzak en andere driestheden
(1968)–Jacques den Haan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
FormentorEnorme gazons vol bloeiende en geurende bloemen, vele geraniumsoorten, goudsbloemen, pergola's met tot mijn schrik hier en daar al een verwelkte roos temidden van vele soortgenoten, die nog hun best staan te doen: Mallorca en met name Formentor, een luxe-hotel op de kaap aan de uiterste noordoost-punt van het eiland, waar rijke Spanjaarden gaarne hun wittebroodsweken doorbrengen. In de week van 29 april tot 5 mei 1962 was er een aantal schrijvers en uitgevers bijeen, de schrijvers als gast van de gecombineerde uitgevers en van het hotel. Onder hen was als enige Nederlandse uitgever de heer D.W. Bloemena, directeur van de firma J.M. Meulenhoff, en ik als enige Nederlandse schrijver, wij beiden noch rijke Spanjaarden, noch wittebroodswekers. Laat ik voor alles oprechte bewondering mogen betuigen voor de Spaanse gastvrijheid, die van grote allure was en voor een organisatie, uitgewerkt tot op de map met bijzonderheden over de congressisten ‘Quien es quien’ en vele soorten briefpapier en enveloppen, die ik op mijn kamer aantrof. ‘Formentor’ is een poging van een groep uitgevers tot een internationale samenwerking te komen, het initiatief is uitgegaan van de energieke Spaanse uitgever Carlos Barral uit Barcelona en van zijn Italiaanse collega Giulio Einaudi uit Turijn. Bij deze groep hebben zich aangesloten het bekende Franse uitgevershuis Gallimard, de Grove Press uit New York, het niet minder roemruchte Rowohlt Verlag uit Hamburg, de Londense firma Weidenfeld and Nicolson, enkele Scandinavische uitgevers en de firma Meulenhoff uit Amsterdam. Zij zijn de instellers van twee internationale prijzen: de Prix Formentor en de Prix International de la Littérature, groot 10.000 dollar. De eerstgenoemde prijs is vrijwel geheel een uitgeversaangelegenheid. De aangesloten uitgevers doen een keuze uit de bij hen binnengekomen en aangenomen manuscripten op de basis dat het een ‘ouvrage d'imagination en prose et inédit’ zal zijn en bij voorkeur een debuut. Ze kunnen bij hun discussies over de bekroning worden bijgestaan door hun adviseurs. De prijs ging in 1961 naar de roman Tormenta de Verano van de jonge Spaanse schrijver Juan García Hortelano. Een dergelijk uitveri- | |
[pagina 16]
| |
koren werk verschijnt dan tegelijk in vertaling bij de aangesloten uitgevers, wat voor de debutant natuurlijk bijzonder aantrekkelijk is. Ik heb dit boek in de Nederlandse vertaling Storm in de zomer (J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1962) nog maar vluchtig kunnen inzien, het werd met de andere vertalingen uitgereikt op een ‘party’ in Formentor. Wat ik hier en daar gelezen heb vond ik erg breedsprakig, maar voor Spanje met zijn rigoureuze censuur schijnt dit boek toch iets ongewoons te zijn; de verschijning ervan in Spanje werd eerst mogelijk onder de druk van het internationale prestige van de uitgevers in kwestie. Een geheel andere zaak is de Prix International de la Littérature. Deze door de aangesloten uitgevers beschikbaar gestelde prijs wordt toegekend voor zuiver literaire verdienste, ongeacht de taal waarin de roman verschenen is of de uitgever, die hem publiceerde. Deze bekroning heeft enigermate het karakter van een internationale aanmoediging en ze is dus bij voorkeur geen ‘fin de carrière’ prijs, zodat ondanks het schriftelijke pleidooi van een met griep in Formentor te bed liggende Henry Miller, de prijs niet is toegekend aan de vierennegentig jaar oude John Cowper Powys, maar het congres hem wel een telegram van hulde en erkenning heeft gezonden. Over deze grote prijs wordt dagenlang vergaderd door een aantal jury's tezamen: een Italiaanse jury van negen man, met een eigen secretaris en onder voorzitterschap van Alberto Moravia, een iets minder talrijke Spaanse jury, een Franse, waarin zich vooral de uitermate welbespraakte essayist Michel Mohrt weerde en die op enkele dagen werd voorgezeten door de wat jongensachtig uitziende Michel Butor; een zich weinig druk makende Amerikaanse jury, waarin Henry Miller dus voornamelijk ziek was en de jonge neger James Baldwin, een romanschrijver van groeiende reputatie, drie dagen te laat arriveerde. De Duitse jury, waarvan de Duitse dichter Hans Magnus Enzensberger soms voortreffelijke betogen hield had dr, Beda Allemann, lector in Leiden als voorzitter; er was een vrij rustige Scandinavische jury en een jury ‘Inglés y Holandés’ met figuren als de redacteur van Encounter, Melvin J. Lasky, de essayist Peter | |
[pagina 17]
| |
Quennell, de romanschrijver Nigel Dennis, een jury die bijzonder levendig en bekwaam in het Frans en Engels werd geleid door Angus Wilson, een romanschrijver van wereldreputatie en waarin ik het uiteraard bescheiden Nederlandse geluid mocht laten horen. Al deze juryleden, met de uitgevers en hun staf, met een veertig tot vijftig journalisten, onder wie de op Mallorca wonende Nederlander Jean A. Schalekamp, vormden een groot en bont gezelschap, temeer omdat sommigen met hun dames gekomen waren. Iedere jury presenteerde eerst de kandidaten uit het eigen land, iedere jury had verder een specialist, die meningen liet horen over kandidaten uit andere landen. De discussies, gewoonlijk in het Frans, soms ook in het Engels gevoerd, waren bijzonder serieus, de Italiaanse en Spaanse kenmerkten zich in het begin wel eens door een eloquentia, die niet geheel onbekend is in de landen rondom de Middellandse zee. Op het vliegveld van Palma, waar wij Alberto Moravia ontmoetten, had deze vinnige figuur meer juist dan hoffelijk gezegd: ‘Hollands? Maar dat kan toch geen mens lezen?’ - daarbij een vijftien miljoen lezers zonder meer van de kaart vegend. De heer Bloemena en ik wisten natuurlijk ook wel, dat het geen enkele zin zou hebben een Nederlandse roman ‘die geen mens kon lezen’ voor te dragen voor deze prijs. Er is evenwel in ons land een roman verschenen, die internationaal een kans maakt: De donkere kamer van Damocles van Willem Frederik Hermans. In totaal staan er van dit boek negen vertalingen op stapel, waarvan er, kort vóór ‘Formentor’, twee uitgekomen waren, de Deense en de Engelse onder de titel The Dark Room of Damocles (Londen, 1962). Té kort voor ‘Formentor’ evenwel, er waren bij deze jury van een kleine veertig leden in totaal slechts enkelen, die Hermans hadden kunnen lezen. Op de tweede dag heb ik onze keuze verdedigd, op het belang van dit boek als verzetsroman gewezen, boeiend en ongewoon ook als studie van schizofrenie en ik heb uiteraard alle nadruk gelegd op de vertalingen. Enkele reacties waren opmerkelijk, vooral omdat de weinigen die het gelezen hadden, naar verge- | |
[pagina 18]
| |
lijkingen gingen zoeken om de anderen het klimaat van De donkere kamer van Damocles te schetsen. Mr. Michel Mohrt van het Franse equipe had er waardering voor; het was mij al eerder opgevallen, dat anderen meer door het aspect van de ‘roman policier’ getroffen waren dan ik en dit woord viel dan ook al spoedig in zijn toespraak, waarin hij zelfs terugging op Balzac en het ook vergeleek met het werk van Friedrich Dürrenmatt. De verbinding evenwel tussen ‘roman policier’ en de Kafka-sfeer achtte hij niet harmonisch. De Duitse reactie bij monde van de heer Allemann was niet onwelwillend, maar ook uit zijn woorden bleek, dat het element ‘roman policier’ hem meer aangesproken had dan het voor mij veel boeiender aspect van de verzetsroman: het donkere werk in de donkere kamer, waarin rondgetast wordt zonder de geringste zekerheid omtrent ‘vriend of vijand’. Hij vond het ‘Kafka-element’ al evenmin geslaagd, terwijl het mij voorkomt, dat hier van een Kafka-imitatie helemaal geen sprake is, maar de sfeer consequent voortvloeit uit de geestesgesteldheid van de hoofdfiguur en de bijzondere omstandigheden. De Italiaanse reactie was gunstiger, de Spaanse van Gabriel Ferrater was geheel afwijzend, maar een van zijn motiveringen, dat de hoofdfiguur het aanlegt met een zo lelijk meisje, had hij beter voor het damesweekblad kunnen reserveren. Daarna volgde ten besluite de zeer waarderende bespreking van Angus Wilson in een uiterst levendig voorgedragen betoog. Hij nu vergeleek het weer met Les Caves du Vatican van André Gide. Wat de te verschijnen vertalingen betreft was men het er algemeen over eens, dat er beter een jaar gewacht kon worden met een definitieve waardering van deze roman, een conclusie waartegen weinig aan te voeren was. Van de Duitse schrijvers bleken ook bij de andere jury's Günter Grass en Uwe Johnson de belangrijkste kandidaten; de Amerikanen hadden voorkeur voor hun Saul Bellow, de Italianen ook voor de Amerikaan Bernard Malamud. De Engelsen legden al hun nadruk op de roman van V.S. Naipul, A House for Mr. Biswas, een roman met een exotische achtergrond, die mij niet erg had kunnen bekoren en ook bij de anderen heel weinig weerklank | |
[pagina 19]
| |
vond. De kandidatuur van de Franse delegatie: Alain Robbe-Grillet ontlokte, zoals begrijpelijk zal zijn voor wie zijn hoogst aparte schrijftrant kent, de levendigste discussies, maar hij heeft het, meen ik, niet tot een stemronde kunnen brengen. De Italianen waren zelf geporteerd voor Una Vita Violenta van Pier Paolo Pasolini, dat evenwel zijn moeilijk te vertalen argot tegen had, de Engelsen hadden, opnieuw bij monde van Angus Wilson, voorliefde voor de roman van Giorgio Bassani, Il Giardino dei Finzi-Contini waarin Wilson de wat Proustiaanse sfeer bewonderde. Er was ook vrij veel waardering voor de Japanse roman vanjunichiro Tanizaki, La Clef, door onze Hollandse Bezige Bij in vertaling gebracht als De sleutel, met als reclametekst erbij: ‘Een Japanse Lady Chatterley’. Donderdagavond 3 mei vond de stemming plaats, die in drie ronden met telkens minder kandidaten geschiedde. De eindronde ging tussen de Amerikaanse schrijfster Carson McCullers, die tegen had, dat iedereen haar laatste roman Clock Without Hands als onder haar niveau beschouwde en Uwe Johnson met zijn laatste boek Das dritte Buch über Achim. De merkwaardige situatie deed zich voor, dat in die beslissende ronde Amerika voor de Duitse kandidaat stemde en Engeland voor de Amerikaanse. Johnson behaalde de vereiste meerderheid en daarmee de prijs, hetgeen vrij algemeen beschouwd werd als een erkenning van een Duitse literaire ‘come back’. De Amerikaanse jury heeft op mij een wat wiebele indruk gemaakt. Ze werd voorgezeten door een figuur, die het verschil niet bleek te kennen tussen de Prix Formentor en de prijs, waar het hier om ging, de Prix International de la Littérature, en ze had opvallend weinig opinies over wat ook. De Amerikaanse journalist van het gezelschap, Ruthven Todd was wel een vermakelijk heer. Hij had zijn hand gebroken en droeg zijn arm in een gipsverband. Op dat gipskussen verzamelde hij dameskussen en hij heeft mij bezworen dat er dames geweest zijn, die zich goed afgevende lipstick hadden aangeschaft om haar bijdrage duidelijker te laten uitkomen. Henry Miller was maar uiterst zel- | |
[pagina 20]
| |
den te ontwaren; hij had, zoals gezegd, griep of ‘flu’ naar men zei. Enkele oneerbiedigen beweerden daarentegen grofweg dat hij verliefd was. Hoe ook, hij is maar een paar keer voor de dag gekomen en ik heb, voor het eerst van mijn leven een paar maal met hem gepraat. Een tengere, merkwaardig rustige man met een erg doorlijnd gezicht, een gerede, maar bepaald niet luide lach en een vrij zachte stem. Ik had me hem dynamischer gedacht, maar dat kan aan de ‘flu’ of aan de verliefdheid gelegen hebben - ik heb er maar niet naar gevraagd. Hij was voor mij bijzonder vriendelijk. Ik heb geen afscheid van hem kunnen nemen, de laatste dagen lag hij in bed, maar onder mijn kamernummer bij de receptie lag voor mij zijn laatste boekje, met een opdracht. Het is een verhandeling over de vreugden van het schilderen, met de hoopvolle titel To Paint is to Love Again en veertien reprodukties in kleur van zijn waterverfschilderingen, verschenen bij Cambria Books, Alhambra, Galifornia. Ik heb hem een paar dingen kunnen vragen, onder andere in welke talen zijn Tropic of Cancer verschenen is. Het viel mij toen op, dat zijn geheugen hem wat in de steek laat, maar tenslotte kwamen we toch tot het lijstje: Frans, Duits, Italiaans, Japans, Deens, Zweeds en Hebreeuws, terwijl er gecontracteerd is voor een Spaanse vertaling die in Argentinië verschijnen zal en voor de Hollandse, die bij De Bezige BijGa naar voetnoot* uit zal komen. Hij moest wel lachen om de verscheidenheid van zijn Hollandse uitgevers; we kwamen tot de drukker-schilder Werkman, de Driehoek, Ad. Donker in Rotterdam, Elsevier en de ‘Busy Bee’ - inderdaad een rijk geschakeerd gezelschap, en misschien ook een beetje ‘étonné’? Plannen? In Amerika, bij New Directions, komt binnenkort een nieuwe bloemlezing Stand Still Like the Hummingbird, enkele verhalen en essays. Hij is aan het werk aan Nexus (Vol. 2), het deel dat de cyclus The Rosy Crucifixion voltooien zal. Reizen? ‘Of course, Tibet is out...’ maar hij hoopt Japan nog eens te bezoeken, | |
[pagina 21]
| |
merkwaardigerwijs een land waar men zijn werk al vroeg gewaardeerd heeft en waar al heel spoedig na verschijnen in Frankrijk een ‘pirated edition’ van de Tropic of Cancer gecirculeerd heeft. Wat er bij Henry Miller haperde weet ik niet. Ik ben niet ijdel genoeg om te veronderstellen dat ik het was. Misschien was het de ‘flu’, misschien was het ook de sfeer van wat Angus Wilson in zijn speech over The Dark Room of Damocles ‘this millionaire's concentrationcamp’ genoemd heeft, doelend op Formentor. Het is een benaming, die deels te verklaren is uit het feit, dat het hotel geheel op zichzelf staat, bijvoorbeeld eigen winkels heeft, een eigen kapsalon enz. Het ligt niet bij het een of andere oord waar je nog eens op een ander terrasje kunt gaan zitten. Het gevolg is, dat je de hele dag dezelfde gezichten ziet: in de enorme lounge van het hotel, waar Spaanse werkvrouwen blijkbaar permanent de marmeren vloeren liggen op te poetsen, aan het strand, aan de bar, aan de lunch, die hier meestal om een uur of drie voorvalt, naarmate de vergaderingen langer geduurd hebben of aan het diner, nóóit voor tien uur. Voor een ander deel is de betiteling te verklaren uit het feit, dat op de achtergrond de Spaanse politie zich blijkbaar erg bezorgd over ons heeft gemaakt. Op de avond van aankomst gaven we, zoals niet ongebruikelijk, onze paspoorten ter inschrijving in het hotelregister aan de receptie af en we kregen ze de volgende morgen, vergezeld van een sierlijk foudraaltje en een hoffelijke Spaanse glimlach weer terug. Die nacht waren ze evenwel, zoals we later vernamen, grondig door de Spaanse politie bestudeerd, die verder de algemene secretaris van de conferentie de hele nacht ondervraagd heeft en vervolgens de Spaanse pers, televisie en radio verboden heeft iets over de bijeenkomst te publiceren. Dit verbod schijnt later ingetrokken te zijn, maar dat kwam wel wat laat... Toch is dit voor mij een bewijs van het belang van internationale druk tegen de Spaanse censuur. |
|