Liederen(1917)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] De Tweestrijd. De Vriendschap lokt: een schoone, sterke Knaap Met stem, die vleit en een zoo lieve lach, Te dwalen met hem door den lichten dag En 's nachts rusten in droomenschoone slaap. De Vroomheid maant, een wijs en ernstig man: Van niet te dwalen langs bloeiende wegen En later zitten zonder Oogst verlegen, Met leegte, die geen Vreugd meer vullen kan. De Vriendschap lokt: ik zeg, wie hem niet kent Weet niet wat mijn wroegend hart heeft weerstaan, En niet met hoeveel vreugde ik nu bezwijk. Vroomheid: vergeef, vergeef, dat 'k van u wijk, Ik weet, gij wilt mijn heil, en toch, ik wend Mij weg om met den Blijden Knaap te gaan. Vorige Volgende