Het joodsche lied(1915)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] Bemoediging Aan mijn Zionistische kameraden Ontmoedigt niet; wij hebben veel verloren, Maar nooit ontviel één hart, ontviel één geest, De Hoop, dat Land en Stad ons zullen hooren Waar David Koning is geweest. Ontmoedigt niet; geen heeft als wij gedorven, Maar geen Volk bleef in 't leed zoo sterk als wij, Geen Land, geen Stad, waar wij niet zijn verzworven, Onder elks wreede heerschappij. [pagina 212] [p. 212] Maar ook: geen Land, geen Stad, die wij niet laten Hartenverheugd voor eigen stad en veld, Laat alle volken smaden en ons haten, Laat elk ons drijven met geweld. Nooit hebben wij der harten hoop verloren, Nooit hebben wij voor ondergang gevreesd, Eenmaal zal ons Volk Land en Stad behooren Waar David Koning is geweest. Ontmoedigt niet: geduld en trouw en vlijt Hadden een deel van 't eigen erf herwonnen, Het noodlot viel: de volken onbezonnen Storten zich in een wilden strijd. En thans branden ledig onze oogstvolle akkers, Waar vinden vluchtenden veilige wijk? Thans rooft een rot van Arabische rakkers Aan onze schat zich haatlijk rijk. [pagina 213] [p. 213] Maar niet het leed is, dat wij weder derven Wat trouw verwierf, geduld en sterke vlijt, Maar dat wij niet als elk volk kunnen sterven Voor 't eigen Land, zoo wreed ontwijd. En dat wij niet als elk volk mogen leven Voor de weelden van een vol volksbestaan, Wij moeten het bloed onzer harten geven Voor volken, die ons hatend slaan. Zijn wij nog één Volk? Zijn wij niet geslagen Tot vuil en vaagsel in den wreeden tocht Van twintig eeuwen? Neen: zoolang wij dragen Hoop, die geen wanhoop overmocht. Zoolang zijn wij het eenig Volk gebleven, Dat Romeinsche macht uitdreef, maar niet brak, Zoolang blijft ons het leven van het leven, Al viel ons tal menigmaal zwak. [pagina 214] [p. 214] Brandt onze Stad, brandt onze rijpe Velden Tot stuivend stof, waar wind zijn spot mee drijft, Turken: moordt als Romeinen mijns Volks helden, Wanneer de Hoop op keer ons blijft. Dan hebben wij noch Land noch Stad verloren, Dan woedt geen geweld, dat één onzer vreest, Schooner dan ooit zal Land en Stad ons hooren Waar David Koning is geweest. Ontmoedigt niet: wij hebben veel verloren, Maar ook: schooner wordt des Volks heil herwonnen, Wanneer elk hart, gezuiverd en bezonnen, In hoop en haat ons blijft behooren. Vorige Volgende