Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 394 SymptomenGa naar margenoot+Alles is symptoom. Ook dit. Men moet alleen nog maar weten waarvan. De wereldoorlog, bijvoorbeeld, dien wij wellicht achter ons hebben, waarvan was die een symptoom? En de tusschenkomst van Amerika? En de mandaatsgedachte. En het Palestina-mandaat? Het is een héél aardig boekje en een merkwaardig symptoom, dit: ‘The Handbook of Palestine, door H.C. Luke B.L.; M.A.; en Edward Keith-Roach. Mr.Luke was assistent-gouverneur van Jeruzalem. Tegenwoordig is hij iets héél hoogs in Sierra Leona, waar de inboorlingen ‘natives’ heeten. Ook mr. Keith-Roach is van het Palestinensische wereldtooneel verdwenen. Het décor wisselt hier dikwijls. De spelers gaan op en af. En het blijft altijd hetzelfde in een anderen vorm. Dat wil zeggen: het is elken dag anders. Wat is de courant van den vorigen dag waard? Sir Herbert Samuel P.C.; G.B.E.; Hooge Commissaris voor Palestina is natuurlijk ook een symptoom. Volgens velen zelfs een bedenkelijk symptoom. Hij heeft voor dit ‘Handbook of Palestine’ een voorwoord geschreven. Hij is sterk in het schrijven van voorwoorden. Dat wil zeggen: zwak. Ook het Mandaat is natuurlijk een symptoom. Ge vindt het op bladz. 288 van het officieele ‘Handbook’. Toevallig? Niets is toevallig. Ook dat niet. En artikel 23 ‘De Palestinensische Regeering zal de Heilige Dagen van de verschillende godsdiensten erkennen als wettelijke rustdagen voor de belijders van die godsdiensten.’ Dit beteekent dus voor de Joden wettelijke erkenning van Sabbath en Feestdagen. De Leidsche peueraar wist reeds, dat men alle dingen in Palestina tweeledig kan opvatten: religieus en nationaal. Kent gij Miriam Harry? Gij kunt alles lezen in haar boek ‘La petite fille de Jérusalem’. Haar vader was een gedoopte Jood, die valsche antiquiteiten verkocht en zich van kant maakte in Rotterdam. Haar moeder was een Duitsche diacones. Zij zelve werd een schrijfster in het Fransch. Haar laatste boek hebben wij weder in het Engelsch: A springtide in Palestine’. Wij herinneren ons: verleden jaar was deze Miriam Harry hier als de gast van de Zionistische Commissie. En wat zij schreef deed ons glimlachen. ‘Het is een uitmuntend geslaagde anti-Zionistische propaganda’, zegt een Engelsch blad venijnig. Alle jonge immigranten, die Miriam Harry heeft ontmoet, zijn ‘slank en krachtig’. Ze hebben § 23 van het Mandaat duchtig genationaliseerd. Ze zijn welsprekend. Wie is hier trouwens niet welsprekend? Een van de jonge immigranten zeide: ‘Wij kennen geen God, behalve ons werk en geen godsdienst behalve ons nationalisme. Wij hebben voor godsdienst geen belangstelling. Wij houden den Sabbath om ons van de andere bewoners te onderscheiden.’ Als het niet waar is, dan is 't in ieder geval slecht gevonden.
Paragraaf drie en twintig van het Mandaat. Het is door de Mizrachistische propagandisten van het Zionisme altijd beweerd, dat een Joodsche Staat of iets, dat er op gelijkt, in Palestina in ieder geval dit voordeel zou hebben, dat niemand om den broode gedwongen zou zijn den Sabbath en de Feestdagen te schenden. En dat is voor een groot gedeelte waar. Niemand wordt gedwongen te werken op Zaterdag en Feestdagen in eenig Joodsch instituut. Bij de Regeering is het evenwel anders. Paragraaf 23 is de eenige niet, die met onze Regeering moeilijkheden heeft. Een symptoom. Daar is bijvoorbeeld § 6, die de Regeering voorschrijft de Joodsche immigratie te vergemakkelijken en de intensieve kolonisatie van de domeingronden door Joden aan te moedigen. Daar is § 7, die het ontwerpen van een wet op het staatsburgerschap voorschrijft. Waarbij het voor Joden gemakkelijk moet worden gemaakt het Palestinensische staatsburgerschap te verkrijgen. Die wet is er nog niet. Maar men verzekert ons, dat het Ministerie van Koloniën geen bijzondere bepalingen voor Joden wil. Weder een symptoom. En wat § 23 aangaat: Joodsche ambtenaren worden in Regeeringsdienst geregeld gedwongen op Sabbath en Feestdagen te werken. Op den Grooten Verzoendag hebben Joodsche machinisten op de locomotief gestaan. En een Joodsche politie-agent is zwaar gestraft, wegens dienstweigering op den Grooten Verzoendag. Natuurlijk wordt daar dan tegen geprotesteerd. Maar de hoofden van verschillende staatsdiensten verklaren eenvoudig, dat zij geen Joden kunnen benoemen, wanneer deze op Zaterdag niet willen werken. De directeur van de spoorwegen zegt, dat zijn dienst onmogelijk wordt, wanneer telkens een gedeelte van zijn personeel vrij heeft op Vrijdag, Zaterdag en Zondag. Want de Mohammedanen beginnen nu ook. Een strenge godsdienstige verplichting des Vrijdags [hebben zij] niet en zij hebben hier altijd gewerkt op Vrijdag. En vrij gehad op Zondag of op eenen anderen dag, al naar het uitkwam. Maar nu de Zionisten begonnen zijn met de nationalisatie van den Sabbath, beginnen de Mohammedanen met de nationalisatie van den Vrijdag. De nationalisatie van den Sabbath. Het zijn vooral de nationalistische instituten op nationalistische gronden, die optreden voor de erkenning van den Sabbath als officieelen rustdag. Maar den Engelschen is de nationalisatie van den Sabbath vreemd. Zij zeggen, dat paragaaf 23 van het Mandaat tegemoet wil komen aan godsdienstige bezwaren en dat dit duidelijk blijkt uit de erkenning van de Dagen als Heilige Dagen. ‘Hebt gij godsdienstige bezwaren tegen het werken op Zaterdag?’ vraagt een hoofdambtenaar een van onze jonge Joodsche vrienden. ‘Neen, mijnheer’, zegt een van onze jonge Joodsche vrienden zóó trotsch en zoo zeker alsof hij met Miriam Harry sprak in een boek: ‘godsdienstige bezwaren hebben wij niet, maar wel nationale.’ De nationalisatie van den Sabbath is al aardig ver voortgeschreden. De Zionistische arbeiders-vereenigingen organiseeren bijna iederen Zaterdag uitstapjes en wandeltochten, die tegen de Sabbath-wetten ingaan. ‘Brood meenemen en een Heilige Schrift’, heet het in de aankondigingen. De Heilige Schrift is allang genationaliseerd. Men onderwijst in het gymnasium van Tel Aviv, dat de Heilige Schrift voor het Joodsche volk geen andere beteekenis heeft, dan het Romeinsche recht voor de Italianen, Homeros voor de Grieken en Shakespeare voor de Engelschen. Ook de twee moordenaars van de Engelsche onderofficieren bij Bab el Waad zijn symptomen. Men zegt, dat de Engelsche regeering zeer heeft aangedrongen op de gevangenneming en ter dood veroordeeling van deze twee moordenaars. ‘Jawel’, zeggen de couranten: ‘omdat de vermoorden Engelschen zijn. Waar zijn, om zoo te zeggen, de moordenaars van twee Joden en eenen Arabier te Tel-Aviv en Jaffa van vier maanden geleden?’ Intusschen, de beide moordenaars van Bab e1Waad zijn gevat en door de rechtbank ter dood veroordeeld. Een vonnis zwaarder dan drie jaar komt hier automatisch in appèl, zonder dat iemand behoeft te appelleeren. En het Hof van Appèl, na eene behandeling, die verscheidene dagen heeft geduurd, heeft het eene doodvonnis bevestigd en den anderen beklaagden vrijgesproken. ‘Ach’, zeide ik tegen een van de betrokken ambtenaren: ‘die ter dood veroordeelde zal wel geknauwd zijn geweest.’ ‘Och, neen’, was het antwoord, ‘hij was toch voor een andere zaak reeds ter dood veroordeeld... bij verstek... dus hindert het hem niet.’ ‘En de andere’, zeide ik ‘die was zeker van harte opgelucht’. ‘Neen’, was het antwoord ‘hij was toch voor een andere zaak reeds ter dood veroordeeld bij verstek.., dus baat hem deze vrijspraak niet.’ En dan zijn er nog menschen, die beweren, dat deze twee volstrekt niet de moordenaars van Bab el Waad zijn. Maar het Hof heeft eerlijk zijn best gedaan.
Als ik bedenk, over hoevele verschillende dingen ik nog kan schrijven. En als ik bedenk, over hoevele verschillende dingen ik in den loop der laatste jaren had kunnen zwijgen! Gisteren is Sidna Abdallah in de stad gekomen. Zijn vader, de koning Hussein heeft zich bereid verklaard, de geheel verdere kosten voor de reparatie van de Omar-Moskee te betalen. Men zegt, meer dan honderdduizend Pond. En Sidna Abdallah is in de stad gekomen om alles te regelen. Hij is afgestapt in den mooien salon van den Hoogen Commissaris, die nog altijd Sir Herbert Samuel heet. Maar gegeten heeft Sidna nu weder bij Moesa Kazem Pasja el Husseini, den leider van de anti-Zionistische Arabische beweging. Vele vrienden en bekenden van Sidna zijn gegaan om hem de hand te kussen. Wij hebben gevraagd naar den vrede van den Emir Talal en naar den vrede van den kleinen. Emir Naïf. En wij hebben gehoord, dat hun beider vrede vreedzaam is. Lof zij Allah! Over vier weken komt een Arabisch Congres bijeen. Sir Herbert Samuel gaat met vacantie. Iedereen weet, dat dit alles symptomen zijn. Alleen de Eeuwigheid weet waarvan en als het Tijd is zal zij 't zeggen. |
|