Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 386 De KoningGa naar margenoot+Met den Koning van Mekka gesproken te Amman. Ik ben daarna teruggereden door de bergen van Transjordanië, door het dal van Jericho, weder omhoog naar de bergen van Juda, Jeruzalem en den Klaagmuur. Ik vraag: ‘Wat wil God? Wat wil God?’ Amman is eene kleine stad. Er is een Markt het midden. Van daar gaan vier straten uit. En de laatste huizen verstrooien over de heuvelen en in een dal. Er zijn de groote ruïnen van het Romeinsche amphitheater, halfrond in een rotsheuvel uitgehakt, met meer dan veertig rondgaande rijen van zitplaatsen, één boven den ander. In het midden van het theater staat het kleine, witte, paleis van den Emir, waar alles gebeurt. Ruiterwacht voor de poort. Soldaten en wagens. De Bedoeïenen en groote, gekleede, mannen van Hedjaz. Van het balcon af, is het al tooneel. Iederen ochtend gaan wij naar het Paleis. Zoo behoort het. Wij kussen den hand van SidnaGa naar voetnoot1) Abdallah. Wij zien al onze groote vrienden: de Sheriefs, de Emirs, de Pasja's. De wacht bewijst eer aan onzen gastheer, prof. Rida Tuwfik, den Turkschen Oud-Minister, door Moestapha Kemal Pasja verbannen. En de lijfwacht van Tsjerkessen laat ons altijd door.
Maandagmorgen. Er is groot leven in het amphitheater. Het kleine, witte, paleis is vol. Want Sir Herbert Samuel, de Mandoub es SamiGa naar voetnoot2) van Palestina wordt verwacht, met verscheidene van zijn hooge ambtenaren. Wanneer wij in het Paleis komen, staat de eerewacht al gereed. De gasten zijn reeds voorbij Swelah, het groote dorp van de Tserkessen, tusschen Es-Salt en Amman. Ralib Pasja, de Gouverneur van Es-Salt en Hassan Pasja, de Grootvizier, zijn hun tegemoet gereden. De Emir Shakir rijdt uit. Groot en waardig in een gewaad van kameelenhaar, diep-rood geverfd. Hij heeft den Emir Talal bij zich, den oudsten zoon van Sidna Abdallah. Wij hebben den Emir Talal van den zomer gezien, rustig in de schaduw van zijn tent op de heuvelen met den kleinen Emir Naïf. Hij heeft nu een blauw overkleed aan. Een bruine mantel van kameelenhaar, gelijk zij in Bagdad en in Perzië worden gemaakt. Zij dekken voor de kou en laten geen water door. Sidna Hussein en Sidna Abdallah blijven boven, wachten op de gasten. Tot de Engelsche muziek klinkt. En de Arabische muziek klinkt. De Hooge Commissaris loopt langs de eerewacht. Generaal Clayton. Generaal Storrs. Generaal Tudor. Ik wil genadig zijn en niet anders zeggen, dan dat Arabieren waardiger zijn dan Europeanen. Sir Herbert en zijn gevolg gaan dadelijk naar boven. Zij blijven niet lang. Heeft het bezoek van Sir Herbert nu wel of geene politieke beteekenis? De Zionistische pers heeft de beteekenis van het bezoek van den Koning Hussein verkleind tot een onbelangrijk familiebezoek. Ook het bezoek van Sir Herbert en de zijnen heeft, volgens de Zionisten, geene beteekenis. Alle groote gasten komen naar beneden. De Koning eerst. Dan Sir Herbert. Sidna Abdallah. De Engelsche en Arabische generaals. Sidna Abdallah heeft mij genoodigd: ‘Mijn Vader zou u missen’, zegt de Emir met de zachte vriendelijkheid, die van hem is. Aan de lange tafel zit de Koning in het midden. Aan zijne rechterhand Sir Herbert Samuel en links de Emir. Alle spijzen worden in drie schotels aan hen drieën tegelijk aangeboden. Er is geen wijn. Er zijn geene redevoeringen. En na het eten gaan de Koning en de Emir en de groote gasten weder naar boven. Politiek? Men zegt, dat Sir Herbert den ouden Koning overreden moet eenen vertegenwoordiger te zenden naar de vergadering van Koeweit, waar de grenzen van de verschillende vorstendommen van het Arabische schiereiland weder zullen worden vastgesteld. Later hooren wij, dat de Koning zijnen jongsten zoon, den Emir Zeïd, zenden zal. Wij hooren, dat ook verschillende economische quaesties zullen worden besproken. De Hedjazbaan. De geheele verhouding van Transjordanië en Palestina. Transjordanië maakt zich hoe langer hoe meer van Palestina los en wordt voortdurend vaster verbonden met Hedjaz. En zal Sir Herbert den Koning uitnoodigen voor een bezoek aan Palestina? Zal de Koning de uitnoodiging aannemen? Wiens gast zal hij zijn: Musa Kazem Pasja of Sir Herbert Samuel? En de Arabische federatie? Woorden zijn gemakkelijk. Eenheid. Onafhankelijkheid. En de Mandaten? En Palestina? De Balfour-Declaratie.
Mr. Philby is de Eerste Engelsche Vertegenwoordiger te Amman. Een buitengewoon knap man. Schrijver van een standaardwerk over Arabië, dat volgens de heeren Boulos en Wadia Saïd, gebroeders en boekhandelaren, met veertig gulden niet te duur betaald is. Mr. Philby spreekt voortreffelijk Perzisch en Arabisch, volgens getuigenis van prof. Rida Tuwfik. Wij gelooven niet, dat mr. Philby een groot Zionist is. Evenmin is hij echter een heel groot vriend van het Mekkasche Koningshuis. Hij neigt meer naar Ibn Saud, den Emir van Nejd. Wij hebben gehoord, dat mr. Philby Transjordanië gaat verlaten. Zijn opvolger? Misschien majoor Richmond, thans secretaris van Arabische zaken van het Gouvernement van Palestina en evenmin een Zionist. Heden avond geeft mr. Philby een officieel diner. In den salon wachten wij, rondom een groot houtvuur. Want Amman is koud in den winter. In een hoekje zitten: Musa Kazem Pasja el Husseini, met den Burgemeester van Jeruzalem en den Groot-Mufti van Palestina. Sir Herbert Samuel komt met de Engelsche muziek en zijn groot gevolg. Hij heeft weder den glimlach, die sommigen zoo sympathiek is. Hij gaat rond in den salon. Maar de Koning is gekomen. Met de mooie Arabische muziek. Sidna Abdallah komt mede. En de broeder des Konings. En de Emir Shakir. En Hamid Pasja, die de Wahabis heeft verslagen. Allah heeft Hamid Pasja lief. Hij is nog geen dertig jaar en generaal. De Arabieren zijn allen in Arabisch uniform. De Koning zit met Sir Herbert Samuel op een sofa. Een tolk tusschen hen. Politiek? Sidna Abdallah gaat rond. Dan voert hij een lang gesprek met Sir Gilbert Clayton. Er is weder geen wijn aan tafel. De gezondheid van den Koning van Engeland wordt gedronken met water. Evenals de voorspoed van de Arabische landen. Wat denkt daarbij de Joodsche Hooge Commissaris van het Arabische Palestina, zes jaar na de Balfour-Declaratie? Mr. Philby houdt eene mooie redevoering in het moeilijke Arabisch, waarin hij het wijze bewind van den Emir ten zeerste prijst. De Koning antwoordt met het uitspreken van de verwachting, dat Engeland zijne beloften aan de Arabieren gegeven, houden zal. Balfour Declaratie? Wat denkt Sir Herbert Samuel? De Koning deelt ook mede, dat hij den Emir Abdallah heeft benoemd tot maarschalk van de Arabische legers. In den salon spreekt de Koning lang met generaal Storrs. En Sir Herbert met sjeikh Fouad el Khatieb, den Minister van Buitenlandsche Zaken van Hedjaz. De Emir is vriendelijke met alle gasten. Er is weder muziek, wanneer de Koning gaat. Wij nemen afscheid van Sir Herbert. En wij gaan wandelen, laat, in den vollen, kouden maneschijn. Het witte paleisje ligt betooverd binnen het groote, grauwe amphitheater. De huizen op de heuvelen. De huizen in de dalen. Wij gaan rustig naar huis.
Dinsdagmorgen vroeg zijn de Engelsche gasten vertrokken. Alleen Sir Gilbert Clayton heeft weder een lang onderhoud met den Koning en met den Emir. Daarna komen wij. De Koning zit, gelijk Arabieren zitten, met de beenen gevouwen onder het lijf, op een troon. Hij is geheel gehuld in een bruinen mantel van kameelenhaar. Voor hem staat een groot koperen bekken met gloeiende kolen. Wanneer wij genaderd zijn, is de Koning opgestaan. Hij is hartelijk voor prof. Rida Tuwfik en vriendelijk voor mij. Ik geef eenen brief van den orthodoxen opperrabbijn R. Chaïm Sonnefeld. De opperrabbijn vraagt den Koning zijn goeden invloed aan te wenden bij den Imam Yehia van Yemen, ten bate van de vervolgde Yemenietische Joden. De Koning belooft dat. Hij zegt, dat de orthodoxe Joden eerlijke, trouwe en werkzame menschen zijn. De tegenstand van de Arabieren is niet tegen de Joden, maar tegen de Zionisten. De Arabieren herinneren zich maar al te goed, dat dr. Weizmann voor de Vredesconferentie te Parijs als einddoel een Palestina heeft gesteld zóó Joodsch als Engeland Engelsch is. Op latere, gematigde verklaringen heeft de Koning geen vertrouwen. De Arabieren zien ook, wat de orthodoxe Joden van de Zionisten te lijden hebben. ‘En’, zegt de Koning ‘wij vreezen, dat de Zionisten ons even onverdraagzaam zouden behandelen, wanneer zij de macht hadden’. De Koning zegt ook, dat de Joden welkom zijn in alle Arabische landen, doch alleen als gelijkgerechtigde en gelijk verplichte burgers. Geen bijzondere positie in geen enkel Arabisch land. Ook Palestina is een Arabisch land. De vriendschap met Engeland wordt door den Koning op hoogen prijs gesteld. En hij wil daarvoor veel opofferen. Maar de Balfour-declaratie erkennen kan hij niet. Het is misschien ook niet noodig haar bepaald in te trekken. Palestina heeft recht op een nationale regering. En in dien zin gaan de onderhandelingen met Engeland, die nog niet afgesloten zijn. De Koning is nog geheel vrij. Met de andere Arabische staten is de verhouding veel verbeterd. Ook met Yemen en met Ibu Saud, den Emir van Nejd. Het bezoek van Sir Herbert Samuel is geen privaatbezoek geweest. Maar de Koning kan natuurlijk zijn staatsgeheimen niet mededeelen. Ook met Frankrijk is de verhouding veel verbeterd. De toekomst van Syrië is nog onzeker. Men kan in het algemeen wel spreken van een ontwikkeling in richting van eenheid en onafhankelijk van alle Arabisch-sprekende landen van Azië. Maar de geschiedenis gaat niet als een rechte lijn. Er zijn storingen. ‘De geschiedenis, mijn zoon’, zegt de Koning, ‘heeft allen tijd. Alleen de menschen dwingen en haasten’. Het praten over een Emiraat voor den Emir Abdallah en den Emir Zeïd over Syrië en Palestina is voorbarig. De toekomst weet Allah alleen. Hij, de Koning, is niet tegen de Zionisten, omdat zij Zionisten zijn. Maar omdat zij met geweld een onrecht willen doorzetten. Wanneer Mohammedanen iets dergelijks deden, zou de Koning hen ook bekampen. Als eene Zionistische delegatie hem komt bezoeken, zal hij hen ontvangen, gelijk Arabieren hunne gasten ontvangen en hij zal hun precies hetzelfde zeggen. Het is twijfelachtig of de Koning naar Jeruzalem zal komen. Naar het Caliphaat streeft de Koning niet. Men moet dit overlaten aan den loop der geschiedenis. Voor de Arabische landen is er thans een groote vraag: Vrijheid en Vereeniging.
‘En de postzegels?’ vraagt de belangstellende lezer. Herinnert gij u nog de onafhankelijkheids-postzegels, die Transjordanië gedurende eenigen tijd heeft uitgegeven? Een volledig stel daarvan kostte nieuw ongeveer een half Pond. Dat was in Mei. Nu bieden verstandige Engelschen al tien Pond voor een geheele reeks. Ik heb mijne nog bewaard. Allen geplakt op een vel papier en afgestempeld op den grooten onafhankelijkheidsdag zelven in het Hoofdkwartier van den Emir. Wanneer ik voor die zegels een héél hoog bod krijg, wil ik ze verkoopen ten bate van het Ziekenhuis ‘de Poorten der Gerechtigheid’. Ook ter herinnering aan het bezoek des Konings heeft de Transjordaansche Regeering vier soorten postzegels van een bijzonderen opdruk laten voorzien. De inkoopswaarde is een shilling. Maar reeds nu worden ze door kooplieden met een half pond per serie betaald. Daar er op het oogenblik toch geen Wahabis te verslaan zijn, heeft de dappere Hamid Pasja dadelijk tien stel voor mij laten koopen. Ze worden natuurlijk bij den dag duurder. En ten slotte is toch nog een Zionistische delegatie naar Amman gereisd. Kolonel Kisch, de Sephardische opperrabbijn Jacob Meïr en de heer David Yellin. Ze zijn er zeer goed ontvangen. Maar dat zij gegaan zijn, zal misschien het ongenoegen opwekken van de meer extreme elementen onder de Zionisten. |
|