Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 384 De Koning komtGa naar margenoot+Wij zitten hier in Amman, de hoofdstad van Transjordanië, en wij wachten geduldig tot de Koning Hussein van Mekka komen zal. Zijne Majesteit is thans te Maän, midwaarts aan den Hedjaz-spoorweg. Hij kan iederen dag hier komen. Maar hij kan ook iederen dag niet komen. Er is wel een programma opgemaakt. Maar men kan van een Koning niet vorderen, dat hij zich houden zal aan een program. Wij zijn de eenigen niet, die wachten. Talrijke gezantschappen zijn hier gekomen, uit Egypte, Palestina en Syrië. De meesten zijn den Koning naar Maän tegemoet gereisd. Met hun allen moeten zij dan morgen hier komen. Vijfhonderd man. Gelijk geschreven staat: ‘de pracht van het Gevolg is de roem van den Koning’. Alles is hetzelfde in andere woorden. En ‘De Koning komt’ is eenvoudig een ander woord voor ‘De Arabische quaestie’. En deze? Een vraag is een relatie, waarop geen antwoord is. Welke Arabische quaestie? Voor wie? Voor Turkije? Voor Frankrijk? Voor Engeland? Voor de Zionisten? Of voor het Joodsche volk, gelijk de Zionisten zelven het zoo gaarne uitdrukken. Ofschoon wij, aan den anderen kant van den Jordaan, de uitdrukking ‘het Joodsche volk’ met schroom gebruiken. Er wonen in Palestina minder Joden dan in Holland en in Jeruzalem minder dan in Amsterdam. Er is geen Joodsch staatsburgerschap. Wij zijn Palestinensers zonder onderscheid van ras en geloof. En van een Joodsch volksgevoel, dat iederen Joodschen volksgenoot doordringt, gelijk het levensgevoel iederen vezel van het levende lichaam, daarvan is geen sprake.
De Arabische quaestie van Joodsch standpunt gezien. Dat wil zeggen: de acties en reacties tusschen de Arabieren en de Joden. Voor Herzl bestond de Arabische quaestie zoo goed als niet. In Palestina was de Arabische quaestie vroeger een betrekkelijk kleine vraag van plaatselijk, economisch belang. De vraag van de goedkoopere Arabische werkkrachten neerbiedend tegen de Joodsche. Van een Arabische politiek in Palestina was geen sprake en nog minder van een algemeene, nationale, Arabische politiek in alle Arabische landen van Azië, en breeder nog, in alle landen van Azië en Afrika, waar Arabisch gesproken wordt. Maar de Koning komt. En nu zitten wij te Amman en wachten, wat het wezen zal. In de geschiedenisboeken kan men lezen, waarom Engeland gedurende den wereldoorlog de goede diensten heeft gebruikt van den koning van Mekka tegenover de Duitsch-Turksche pogingen, den Heiligen Oorlog op Engeland en zijn bondgenooten los te laten. Het Mekkasche Koningshuis, verwant aan den Profeet, is het kleine, zuivere kristal, waaromheen zich de eenheid der Aziatische Arabieren blijkbaar kristalliseert. Vandaag misschien nog niet. En morgen nog niet. Maar de Eeuwigheid heeft den tijd. Het spreekt vanzelf, dat de Zionisten het Mekkasche Koningshuis als eenen vijandelijken factor beschouwen. Wat de Zionisten zeggen is niet onjuist. De positie van den Koning Hussein in Mekka is nog niet geheel gevestigd. De Wahabis bedreigen Hedjaz voortdurend. Maar ze zijn tot dusverre telkens teruggeslagen. Het gezag van den Koning Feisoel in Mesopotamië is nog een onvast gezag, evenals dat van den Emir Abdallah over Transjordanië. Niettegenstaande alles zien wij eene versterking van het Mekkasche Koningshuis in Arabisch Azië, terwijl het Zionisme als politieke factor telkens aan beteekenis verliest. Als heden alle vorsten van het Mekkasche Koningshuis van hunne tronen afvielen, zou toch de Arabische Eenheid voortgaan zich uit te kristalliseeren. Engeland kan geen vijandige Arabische bevolking gebruiken van Klein-Azië tot de Roode Zee, dwars tusschen Egypte en Indië, een gebied, dat voor de Imperiale luchtvaartwegen van zoo groot belang is. Er is al een station te Amman. Er komt er nog een te Akabah. Toen de Emir Feisoel door Frankrijk volkomen machteloos en waardeloos was gemaakt, hebben de Engelschen hem toch het Koningschap over Mesopotamië gegeven. De Engelschen steunen ook den Emir Abdallah. Nu ja, waarschijnlijk ook den boozen Emir Ibn Saud van Nejd. Nu het Mekkaansche Koningshuis zóó machtig is geworden, is het voor Frankrijk weder de moeite van eene toenadering waard. Men zegt, dat generaal Weygand zelf hier zal komen voor overleg met den Koning Hussein. Wonderlijk genoeg, heeft de Syrische Regeering plotseling den Syriërs verboden delegaties te zenden om Hussein te begroeten. Toch zijn er genoeg Syriërs hier. Hetzij, dat zij reeds vóór de uitvaardiging van dat verbod Syrië hadden verlaten. Of politieke drijvers, die toch niet in Syrië wonen. Van geruchten is het hier vol. Frankrijk zou toenadering zoeken tot Transjordanië en Hedjaz om Engeland te hinderen aan den weg naar Indië overland en over zee. Misschien zal Syrië behalve de Libanon toch in de Arabische eenheid worden opgenomen. Hetzij onder den Emir Abdallah, hetzij onder den Emir Zeïd, zijn jongsten broer. De Palestinensische delegatie is nog niet aangekomen. Mousa Kazem Pasja el Husseini, de leider der Palestinensische nationalisten, is bij den Koning te Maän. Ook de Palestinensers hebben hun politiek. Bijvoorbeeld: men zegt, dat de Zionisten den Emir Abdallah hebben doen gelooven, dat hij met hun hulp wel Emir van Palestina worden kan, wanneer zijn vader en hij de Balfour-Declaratie zouden willen erkennen, desnoods opnieuw naar 's Lands gelegenheid verduytscht. De Emir Abdallah zou in die richting bij zijnen vader werken. De Palestinensers daarentegen willen het absoluut niet. En zoo zou er wrijving komen tusschen den Koning, den Emir en de Palestinensers, wat de bedoeling der Zionisten zou zijn. Mochten de Koning en de Emir de Balfour-Declaratie op eene of andere wijze aannemen, dan zou dit natuurlijk in de Zionistische propaganda van groot belang zijn. De Palestinensers doen natuurlijk hun best, aan te toonen, dat de Emir van de zwakke Zionistische organisatie toch niets te verwachten heeft, en dat zijne aanvaarding van de Balfour-Declaratie hem de sympathie zou kosten van de Palestinensers en vooral van de Syriërs. Natuurlijk zijn de Syriërs, die hier zijn, een bijzonder soort Syriërs, waarnaar men niet de geheele Syrische bevolking afmeten kan. Maar het is een feit, dat de Syriërs hier veel meer tegen het politieke Zionisme zijn, dan de Palestinensers. Waarschijnlijk hebben de Syriërs op den Koning Hussein veel invloed, omdat zij het best onderwezen deel van de Arabische volken zijn. Sir Herbert Samuel wordt hier verwacht. Ook de Zionisten zenden eene delegatie. Een bezoek van Koning Hussein aan de groote Moskeeën van Jeruzalem en Hebron schijnt zeker. Maar wat komt de Koning nu eigenlijk hier doen? Zich laten uitroepen als Caliph aller geloovigen? Maar waarom te Amman, een stadje klein, zonder Mohammedaansche traditie en zonder beteekenis tegenwoordig? In Jeruzalem zou dat beter gaan. Maar het is de vraag of de Engelsche Regeering den Koning niet zou vragen, dit liever in Jeruzalem niet te doen. Bovendien, als de Koning van Mekka zich wil laten uitroepen als Caliph, waar kan hij dat dan beter doen dan te Mekka zelve, de eigen allerheiligste stad? De Palestinensers zeggen, dat de Koning naar Amman is gekomen, om met hen te raadplegen over het Arabisch-Engelsche tractaat in het algemeen en over de Palestina-paragraaf in het bijzonder. Het geheim van het Ontwerp-Tractaat is tot dusverre goed bewaard gebleven. Men zegt, dat Engeland den Koning ten slotte de keuze heeft gelaten. Of de Balfour-declaratie te erkennen, desnoods met eene nieuwe interpretatie. Daarvoor zou Engeland dan Palestina een deel laten zijn van de Arabische federatie. Of de Koning erkent de Balfour-Declaratie niet. En dan zou het tractaat over Palestina zwijgen. Palestina zou niet worden vermeld als een van de Landen der Arabische Federatie. Maar het zou evenmin worden uitgesloten, zooals bijvoorbeeld Aden. Mocht de Koning tot de laatste keus besluiten, dan zal Engeland waarschijnlijk toch nog zekere geheime beloften geven aangaande Palestina. Ook, wanneer de Koning de Balfour-Declaratie aanvaardt, zullen hem minstens zekere vertrouwelijke beloften worden gegeven voor eene mateloos gematigde toepassing. Een van de redenen voor Engelands onverschilligheid voor het Zionisme, is dat de Zionistische Organisatie niet aan de verwachtingen heeft beantwoord. Men heeft jaren geleden in allen ernst gesproken van een immigratie van een half millioen Joden in eenige jaren. De waarheid is, dat ongeveer dertigduizend hier het Land zijn binnengekomen en dat bijna evenveel het Land weder hebben verlaten. Het aantal immigranten is nu maandelijksch niet meer dan vijfhonderd. Cijfers voor den uittocht worden officieel niet verstrekt. Maar ik weet toevallig van een maand, dat bijna zevenhonderd het Land hebben verlaten. Zóó gaat het niet. Misschien heeft dr. Weizmann aan de Engelsche Regeering geen bepaalde, juridisch bindende beloften gedaan. Misschien heeft de Engelsche Regeering de Zionistische Organisatie niet eene waarschuwing gezonden, die veel weg had van een ultimatum. Maar het is een feit, dat onder vele gezagvoerende Engelschen het gevoel sterk wordt, dat de Zionistische Organisatie zóó volkomen in gebreke is gebleven, dat Engeland zedelijk aan de Balfour-Declaratie niet gebonden is. Natuurlijk, dat hiermede het laatste woord ook nog niet is gesproken. De Zionisten beweren, dat Engeland van den beginne heeft tegengewerkt. En dat kan ook wel weder waar zijn. In Palestina zelve is natuurlijk de Arabische quaestie voor de Zionisten van het meeste belang. Bijvoorbeeld: De Zionistische organisatie heeft maar beperkte geldmiddelen. De immigratie is gering en de werkloosheid is groot. De immigratie geheel stopzetten is propagandistisch onmogelijk. Het eenige beschikbare werk is de huizenbouw, die geducht wordt geforceerd, en waarbij Arabische arbeid uitdrukkelijk wordt geboycot. Niet alleen stilzwijgend, maar zelfs krachtens bepaalde besluiten. De Joodsche arbeid is duurder dan de Arabische, zelfs al vergenoegen de Joodsche arbeiders zich met een minder dan voldoend loon. Het ontbrekende moet dan worden bijgepast in den vorm van allerlei verborgen subsidies, als daar zijn: rentelooze of goedkoope voorschotten aan arbeiderscorporaties, uitleenen van tenten, van gereedschappen enz. Veel menschen hebben, met behulp van allerlei leeningen, een bouwterrein gekocht in den duren tijd. De prijzen van het land en de huren van de huizen zijn geweldig teruggeloopen. Vele huiseigenaren hebben hun eigen geld verloren en worstelen tegen de rente van de hypotheek. De boycot van Arabieren heeft natuurlijk in Arabische kringen groot misnoegen gewekt. En men kan begrijpen, dat de Palestinensers er met Koning Hussein wel een gevoelig woordje over zullen spreken. Er is nog één aspect van de Arabische quaestie in verband met het Zionisme. Dat is de positie van de Joden in de Arabische landen van Marokko af tot Indië. Volgens de Arabische leiders wordt de positie van de Joden in alle Arabische landen in gevaar gebracht. De leus van de Palestinensische Arabieren is: ‘Tegen de Zionisten, maar niet tegen de Joden’. Een onlangs gebeurde geschiedenis: De Imam van Yemen heeft ongeveer een maand geleden een felle anti-Zionistische proclamatie gericht tot de geheele Mohammedaansche wereld. De Arabische leiders in Palestina hebben den Imam daarvoor bedankt. Maar bij die gelegenheid hebben zij er op gewezen, dat de Palestinensische Arabieren wel tegen de Zionisten zijn, maar niet tegen de Joden. En zij hebben den Imam dringend verzocht de Joden van Yemen niet te vervolgen. Dit zijn slechts enkele gedachten op den dag voordat de Koning komt. Het is mooi, zonnig weer. Wij dwalen wat door deze kleine stad Amman in haar dal. Wij zitten op de trappen van het groote Romeinsche amphitheater, wel vervallen, maar toch nog groot. Er is nu een kamp van Bedouïenen opgeslagen. Kinderen spelen er, de trappen op en af. Wij allen, zonder onderscheid van ras en geloof, dragen een hoofddoek als de Bedouïenen dragen. En morgen komt de Koning. |
|