Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Wij zullen in den middag gaan naar het kamp van Gimbet Aboe Dzjaboe, ten Zuiden van Amman, waar de Emir voor eenige weken verblijf houdt. Ons kamp, El Makar el Amiri, ligt ten Noorden van de stad. Daar het heden een belangrijk, zakelijk gesprek zal zijn, gaat de Turksche dr. Riza Tuwfik als onze tolk mede. En ik kleed mij weder met het mooie, zijden overkleed van Damascus, den witten, zijden hoofddoekGa naar voetnoot1) en die wordt vastgelegd rondom het hoofd met een zwaar koord van zilver, gesierd met zwarte, geweven knoppen.Ga naar voetnoot2) Een als Emir gekleed persoon. | |
II.De oorlog heeft zooveel kleine menschen groot en zooveel groote menschen klein gemaakt, dat men geen aandacht heeft voor menschen als Riza Tuwfik. Een Turk, wiens vader een Albanees was en wiens moeder een Tsjerkessische vrouw. Zijn eerste opvoeding in een Joodsche Alliance-school. Hij kent nog geheele stukken uit de Profeten. En spreekt vlot Fransch. Hij heeft geneeskunde gestudeerd. Maar meer dan een dokter is hij een dichter en een taalgeleerde. Hij kent Perzisch zóó goed als Turksch. Hij heeft Omar Khayyam vertaald in het Turksch en studies over hem geschreven, waarin hij aantoont, dat een groot gedeelte van de Kwatrijnen, die op naam van Khayyam staan, niet door hem geschreven zijn. In de Jong-Turksche revolutie van 1908 heeft dr. Riza zijn rol gespeeld met Djemal Pasja, Enver Bey en Talaat Bey. In het eerste Turksche Parlement was hij afgevaardigde voor Adrianopel. SidnaGa naar voetnoot3) Abdoellah was afgevaardigde van Hedjaz. In dien tijd leerde hij Parijs kennen en Londen: Balfour, Haldane. Van de Hollanders kent hij Houtsma en Snouck Hurgronje. Hij heeft een boekje geschreven over een Mohammedaansche secte, dat verschenen is in een serie te Leiden. In het Parlement was hij tegen den oorlog. Hij is ook tegen het overdreven nationalisme der Jong-Turken. Ook een nationale beweging als het Zionisme heeft zijn sympathie niet, al heeft hij vele vrienden onder de Joden. Na den wapenstilstand was hij minister van Opvoeding, Senator en president van den Staatsraad. Een van de Turksche vertegenwoordigers te Sèvres. Hij was tegen Mustapha Kemal Pasja, omdat hij niet geloofde aan de mogelijkheid van diens overwinningen. Dat Mustapha Kemal tóch gewonnen heeft, bewijst niets. Succes is geen argument. Hij is niet pro-Duitsch. Het Duitsche Darwinisme in de politiek, dat macht recht is, staat hem tegen. Maar de Engelsche hypocrisie nog meer. Na de overwinningen van Mustapha Kemal kon hij niet in Konstantinopel blijven. Met nog andere Turksche uitgewekenen naar Egypte en Mekka. De Emir Abdoellah, die hem nog kent uit het Turksche Parlement, heeft hem den post (en het salaris!) gegeven van hoofd der vertalers. Het leven lijkt wel mooi in de tenten van El Makar el Amiri. Maar het is eenzaam en zwaar. Dit is het oude Joodsche Land van Transjordanië, waardoor wij rijden. Ik luister naar wat dr. Riza zegt over de nationale en religieuze elementen in het Jodendom. Hij acht de religieuze van de meeste waarde. Maar het is de vraag of deze zich op den duur handhaven kunnen zonder den steun van een nationale Joodsche vestiging in Palestina. De Joden in Turkije. Merkwaardig, dat wij zoo weinig eerste-klas-menschen hebben. In geldzaken zijn de Grieken hun de baas. | |
III.Wij zitten in de schaduw van de tent van Sidna Abdoellah, ditmaal op stoelen. De Emir. Een als Emir gekleed persoon. En dr. Riza tegenover ons. De taal tusschen den Emir en dr. Riza is Turksch. Tusschen ons is de taal Fransch. Laat ik nu maar vragen. Al die geruchten over de Wahabis? Geen gevaar, zegt de Emir. Een oorlog met Ibn Saud, den Emir van Nejd, is er niet. Een losse troep Wahabis heeft Kirjat el Milch overvallen, dat drie dagen rijden van Amman ligt aan de karavaanwegen naar Transjordanië. De Beni Sacher hebben de Wahabis teruggedreven. Onze Heer Abdoellah kijkt donker. Het zijn de Joodsche bladen in Palestina, die voortdurend ongunstige berichten verspreiden over Transjordanië, waarschijnlijk uit wrevel over de onafhankelijkheid. Hetzelfde doet het anti-Zionistische blad Ahram in Caïro, dat tegen Koning Hoessein en zijne zonen is, omdat zij niet anti-Zionistisch genoeg zijn. Het Arabisch-Engelsche tractaat? De Emir heeft niet meer gezien dan wat de Palestinensische regeering heeft gepubliceerd. De Palestina-paragraaf had duidelijker kunnen zijn. Engeland is in eene moeilijke positie. Er zijn beloften gegeven aan de Arabieren, ook betreffende Palestina, die door de Arabieren als de beste beloften worden beschouwd. Er zijn aan de Joden beloften gegeven, die door hen als de beste beloften worden beschouwd. De onzekerheid in de Engelsche politiek is een gevaarlijk element, dat de extremisten aan beide zijden voortdurend nieuwe verwachtingen geeft. De Joden zijn ontevreden, omdat Palestina niet van de Arabische Federatie is uitgesloten, kortaf gelijk Aden. De Emir zelf leest in het Tractaat niet, dat Engeland de Balfour-declaratie bevestigt. Het woord Balfour-declaratie wordt niet genoemd, al worden er ten aanzien van de rechten der Palestinensische Arabieren woorden gebruikt, die ook in de Balfour-declaratie voortkomen. Evenmin ziet de Emir in 't Tractaat eene aanvaarding van de: Balfour-declaratie door Koning Hoessein. De Koning erkent de bijzondere positie van Engeland gelijkelijk in alle de drie Arabische Mandaatslanden: Palestina, Transjordanië en Mesopotamië. Maar de zeer bijzondere positie van Engeland in Palestina is door den Koning niet zéér bijzonder erkend. Men moet niet vergeten, dat Palestina sinds vele eeuwen een Arabisch land is. De Idee van de Arabische Eenheid en Onafhankelijkheid is zéér sterk. Zij was de leidende idee voor den opstand tegen Turkije, gedurende den grooten oorlog. Wanneer Palestina een in groote meerderheid Arabisch Land blijft, zal het moeilijk vallen, het buiten de Arabische Federatie te houden. Slagen de Joden er in spoedig in Palestina een gezonde, financieel-onafhankelijke Joodsche bevolking te vestigen, die een groote meerderheid heeft, dan zou het misschien gelukken Palestina buiten de Federatie te houden. ‘De Joden hebben de zaak zelven in hun hand’, zegt de Emir: ‘het lot van landen wordt niet beslist door tractaten, maar door de menschen zelven’. En Syrië? Ook Syrië is een Arabisch Land. En de geschiedenis zal moeten uitwijzen, of Frankrijk den wil heeft en de macht Syrië op den duur buiten de Federatie te houden. De Syriërs zijn goede, patriottische Arabieren. Gedurende den oorlog was Syrië het intellectueele centrum en Hedjaz het werkende centrum van de Arabische revolutie. Bovendien: Palestina en Syrië zijn Mandaatslanden. Op het oogenblik verschilt een Mandaatsland nog niet veel van een Kolonie. Maar mocht de Volkenbondsgedachte zich versterken, dan zou het verschil groter kunnen worden ten gunste van de bevolking der Mandaatslanden. De vertegenwoordigers van de Arabische Federatie in den Volkenbond zullen natuurlijk opkomen voor het zelfbeschikkingsrecht der Arabische volken. De Buitenlandsche Politiek van de Arabische Federatie zal er eene zijn van vriendschap en vrede met alle volken. Engeland, Frankrijk, Turkije. Met Frankrijk en Turkije zijn de betrekkingen den laatsten tijd zeer veel verbeterd. En de Zionistische Beweging? De Emir heeft groote sympathie voor het Joodsche Volk, dat zeer veel voor de menschheid heeft gedaan en zeer veel heeft geleden. In het verleden hebben de Joden en de Arabieren in Bagdad en Syrië zéér goed samengeleefd. Misschien hebben de Joden een dergelijke taak in de groote Arabische Federatie. Het extreme Zionisme heeft de verhouding zeer geschaad. Het is misschien de taak der gematigde elementen aan beide zijden op eene verzoening aan te sturen. Een formule als van dr. Weizmann: ‘Palestina zoo Joodsch, als Engeland Engelsch is’, acht de Emir gevaarlijk. Misschien is het in de propaganda noodig, zulke formules te gebruiken. Maar dan moet men ook de ontstemming aanvaarden, die in Arabische landen wordt gewekt. En het Emiraat over West-Palestina? De Emir heeft met dr. Weizmann gesproken over de mogelijkheid van een werkelijk constitutioneele regeering in Palestina, waarbij de meerderheid van de Vertegenwoordiging natuurlijk Arabisch zou zijn, met waarborgen voor de bijzondere positie der Joden, zonder nu weder te komen tot eene overheersching der meerderheid door de minderheid. Men heeft in de omgeving van dr. Weizmann den indruk gekregen, dat de Emir bedoelde zich aan te bieden als de man, die in dezen gecompliceerden vorm Palestina regeeren kon en wilde. Op het oogenblik is overigens van zulke plannen geen sprake. En Ruttenberg? De Emir heeft den heer Ruttenberg geene rechten in Transjordanië gegeven. Een onderzoek naar de geldigheid van door anderen vroeger verleende rechten is niet gedaan. Ongetwijfeld heeft Transjordanië menschen noodig en kapitaal. Niemand zal van deelneming worden uitgesloten omdat hij een Jood is. Maar men kan van eenen Arabischen Emir niet verlangen, dat hij plannen bevordere, die leiden tot een politieke overheersching der Arabieren door de Joden. ‘De Tijd is héél verstandig’, zegt de Emir: ‘en de Tijd maakt veel goed, dat door de menschen bedorven is.’ | |
IV.Wij hebben Sidna Abdoellah verlaten in het Kamp van Girbet Aboe Dzjaboe. De kleine Emirs Talal en Naïf zijn uitgereden. Wij rijden door de Stad naar het Kamp van El Makar el Amiri terug. Het is wel de avond om te droomen. De maneschijn verzilvert en beschaduwt de heuvelen en de dalen, Wij gaan nog eens na, wat wij besproken hebben. Het is een moeilijke taak, die de Emir op zich genomen heeft. Over een maand wordt Koning Feissoel van Irak met een luchtvaart te Amman verwacht, tot regeling van gemeenschappelijke belangen. Het nieuwe leven heeft ook Transjordanië aangegrepen. Voor een auto vluchten nog de groote domme kameelen. En ook de geiten vallen van de wegen af, snel naar beneden, een vallei in of een ravijn, wanneer een auto aankomt. Maar de kleine, bruine, herdertjes der Bedouïnen kennen de wagens, die zonder paarden als Satan gaan. In Amman is het koele avondleven. De winkeltjes open en licht. Groot bezoek bij den apotheker, die vooral ijs verkoopt en koude limonade. Er gaat een beek door de Stad, waar nog de late kudden komen drinken. Hier en daar de resten van de Romeinsche ruïnen. In den zachten, zilveren maneschijn zitten voor de tent, die dr. Riza Tuwfik bewoont. Denk ik, dat Omar Khayyam in Perzië bekend is? Men kent hem weinig. Anderen hebben ook kwatrijnen geschreven, dikwijls ook zoo mooi. Maar het is niet na te gaan, waarom de Tijd den eenen Dichter spaart en den anderen niet. Ook Grieksche dichters hebben kwatrijnen geschreven, dikwijls grafschriften. En sommigen daarvan vindt men bijna woordelijk bij Omar weder. Geen navolging. Invloed? Of het algemeen menschelijke. Zijn Tijd en Eeuwigheid niet altijd en overal gelijk? En doodsangst? En de liefde van eenen Vader voor zijne zonen? Sidna Abdoellah en Talal en Naïf. Mijn kleine, zwarte Mohammed brengt het late avondmaal. Er zijn dadels, vijgen. Er is de waterkruik, waarlijk nog het werk van een pottenbakker. Er is het zilveren floers, dat de Tijd van de Eeuwigheid scheidt. Ik ga slapen in mijn tent, met den kleinen Mohammed voor den ingang. De wind speelt goedaardig met de zachte, zijden kafië. Een als Emir gekleed persoon. |
|