Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendI.Als de dagen gaan lengen,
Beginnen de Arabieren te smeulen.
Het rijmt wel niet. Maar ik ben ook geen dichter als Weizmann, Ittamar ben Jisai of de weduwe Likmevessienofskaja, die hier pas zoo een goedhartige voordracht heeft gehouden over: ‘De architectuur in Tel-Aviv of de noodzakelijkheid van electrificatie van Akko’. Dat witte stadje aan de blauwe zee. O, als men in Palestina eens rustig en gelukkig kon zijn. Maar het is waar. Nu de dagen gaan lengen, smeulen de Arabieren. Als de vlammen er uit slaan. Maar misschien slaan ze niet uit. Er is een streven naar eenheid voor alle Arabisch sprekende landen van Azië. Is een Arabisch Palestina den Arabieren nu wel of niet beloofd twee jaar vóór de Balfour-declaratie? En wat staat er in de briefwisseling met Koning Hussein van Mekka, toen hij nog Sherief was, wat Nobel beteekent? Ormsby Gore. De pro-Zionistische onderminister van koloniën. Hij heeft gezegd, dat de Engelsche regeering altijd voor Palestina een bijzonder regiem heeft gewild, omdat in Palestina zooveel verschillende godsdienstige belangen samenbotsen. Godsdienstige belangen. En het Joodsche nationalisme, waar blijft het? | |
II.De verkiezingen voor het nieuwe wetgevende college. Getrapt. Iedere twee kiezers kunnen een candidaat stellen als kiesman. Is in een district niet meer dan het noodige getal kiesmannen candidaat gesteld, dan zijn deze gekozen. Anders stemming. De anti-Zionistische Arabieren hebben de verkiezingen geboycot. Het resultaat is, dat in twee van de vier gouvernementen geen enkele Arabische candidaat is gesteld. In enkele steden, Haïfa, Jeruzalem en Akko, zijn candidaten gesteld. Maar telkens heeft men met groote moeite twee kiezers daarvoor gevonden. De regeering heeft de namen van de Arabische gekozenen niet medegedeeld, die van de Joodsche wel. Volgens de nationalistische Arabieren schaamt de regeering zich voor het gehalte der Arabische kiesmannen. De nationalistische Arabieren achten de boycot geslaagd. De tweede verkiezing heeft nog niet plaats gehad. En er loopen geruchten, dat de regeering van roem op dit gebied geheel afziet. De Joden hebben medegedaan. Er is weer eens gebleken hoe goed de Zionisten hier georganiseerd zijn, en hoe slecht de talrijke niet-Zionistische orthodoxie zich beweegt. Overal, behalve in enkele Jeruzalemsche districten, zijn de Zionistische candidaten zonder tegen-candidaten verkozen verklaard. In enkele Jeruzalemsche districten moest een stemming plaats hebben. De belangstelling was gering. De deelneming ongeveer 20. Slechts drie niet-Zionistische kiesmannen werden gekozen. Trouwens, de zaak was tevoren al beslist. Er mogen twee Joden in het College worden gekozen. Er is dus reeds besloten, dat één zal worden aangewezen door de socialisten. De tweede door de liberale burgerfractie: Kalvarisky, Dizengoff van Tel-Aviv. Misschien Oessiskin. De beide zwagers David en Joseph hebben ditmaal niet veel kans. Evenmin als de MizrachieGa naar voetnoot1), die er af komt met een mooi bedankje voor de hulp tegen Agoedath IsraëlGa naar voetnoot2) verleend. Dat een van de beide Joodsche leden een socialist moest zijn, stond dadelijk vast. Haäretz eischte zelfs twee socialisten. Maar dat het tweede lid dan een Mizrachist moest zijn, daaraan denkt men niet. | |
III.Generaal Storrs, de gouverneur van Jeruzalem, is uit Amerika terug. Hij heeft heel wat moeten hooren over zijn onderhoud met Henry Ford. Maar hij heeft al zooveel gehoord, dat hij doof is. De anti-Zionistische Arabische delegatie is uit Londen teruggekeerd. Een groote optocht. Winkels gesloten. Klappen van de politie. Interpellaties in het Engelsche Parlement. En vele Arabieren zijn tot gevangenisstraf veroordeeld. Men mag hier tegenwoordig niet eens meer zingen: ‘Palestina is ons Land,
En de Joden zijn onze honden’.
Ofschoon het in het Arabisch wel rijmt: Falestien belladia,
Wa-il Jahoed kellabia.
In het Hebreeuwsch rijmt het trouwens ook. Maar toch mag het niet. De geheele week is het nu weer onrustig. Het gaat naar de voorjaarsfeesten van Nebi-MoussaGa naar voetnoot3) en Nebi-RubinGa naar voetnoot4). In de gevangenis is vanmorgen een oproer uitgebroken. Men zegt, dat er wapens zijn binnengesmokkeld. Dooden en gewonden. | |
IV.In de Zionistische Organisatie strijdt het tusschen de plutocratische oligarchie, waartoe dr. Weizmann zich heeft gewend, en de democratie van de oude Zionisten: Klausner, Oessiskin. In het buitenland zal men ter wille van de propaganda en de geldinzamelingen hiervoor wel zooveel mogelijk zwijgen. Hier strijd. Een groote vergadering, waar een motie is aangenomen tegen de plutocratie. Een nieuw dagblad, dat ‘Land van Israël’ heet en slechts een halven piaster kost. In het eerste nummer een plaatje. Aldus: een kruipende Weizmann en een hooghartige Brandeis. En daaronder: ‘Weizmann (op den bekenden toon): laten wij het eens worden.’ Veel hangt nu af van Weizmanns slagen in Amerika. Krijgt hij daar de millioenen bijeen, dan zal de uitgehongerde JischoebGa naar voetnoot5) zijn oligarchische plutocratie wel moeten aanvaarden. Doar Hajom is vóór Weizmann door dik en dun. Niettemin erkent het blad zijn karakterfouten. Overigens geeft het hoog op van zijne successen in Amerika. Veel geld. En Louis Marshall en Rechter Mack tot samenwerking bereid. Voor het volgend jaar voorspelt het blad tien millioen Amerikaansche dollarsGa naar voetnoot6). Maar de menschen gelooven het niet. Hoe meer geld er komt, hoe minder er is. Er zijn onderwijzers, die in zeven maanden geen salaris hebben gezien. Men betaalt ze met bonnetjes op de socialistische coöperatie, die beschuldigd wordt van het maken van groote winsten. Of met wissels, die ze met groot verlies te gelde maken. Geen wonder, dat de onderwijzers lichamelijk en geestelijk zijn uitgeput. Doar Hajom vraagt boosaardig of de hooge Zionistische ambtenaren met de groote salarissen ook zoo achter zijn. Maar waarom zoo boosaardig? Het is mooi weer. Het Keren HayesodGa naar voetnoot7) heeft een mooien meevaller gehad. Een rijk man uit Basra heeft zijn geheele vermogen geschonken, bezwaard met vruchtgebruik. Daar de man reeds oud is en het vermogen honderdveertigduizend Pond bedraagtGa naar voetnoot8), zijn wij allen weer vol goeden moed. En niemand is verbaasd, dat deze goede mijnheer Shem-TobGa naar voetnoot9) heet. Zoo een goede naam en zoo goede olie! De Zionistische Volksraad heeft indertijd op zich genomen ook in Palestina geld te verzamelen voor het Palestina-Opbouwfonds. Maar met het lengen van de dagen zijn wij dat vergeten. | |
V.Haäretz zegt het alle dagen, lang of kort. De illusies van de Balfour-Declaratie zijn voorbij. Wij moeten ons voorbereiden op een langzamen, moeizamen arbeid. Den Joodschen Staat, zoo Joodsch als Engeland Engelsch is, wie onzer zal hem zien? Als er maar een Joodsche Gemeenschap komt, materieel en geestelijk welvarend. Voor drie jaar zijn verkiezingen gehouden voor de Joodsche Deputaten-Vergadering, de Opperste Vertegenwoordiging van den Joodschen Jischoeb. De verkiezing was voor een jaar. De dagen korten, de dagen lengen. Het rijmt niet en er zijn geen nieuwe verkiezingen geweest. De Vergadering zou bijeenkomen drie maanden na de bekrachtiging van het Mandaat. Rust in Vrede. De Depuaten-Vergadering heeft een Volksraad gekozen. In verscheidene steden hebben de Zionisten Stadsraden gekozen. ‘Wat doen zij anders, dan vele ambtenaren hebben?’ vragen de couranten. En het geestelijk leven? Dag in dag uit klaagt Haäretz over de pronkzucht en de verkwisting in dezen tijd van crisis. Orkesten, avondjes, bioscoop. Gemaskerde bals bij de vleet. Maar voor werkelijke geestelijke goederen is geen belangstelling en geen geld. Van de week heeft een van de jongere schrijvers zich van kant gemaakt. Broodsgebrek. Het tijdschrift ‘Haschiloah’, van dr. Joseph Klausner, bestaat niet meer. Er is groote werkloosheid. Maar de producten van het Land worden niet gekocht, omdat ze te duur zijn. ‘Ja,’ zeggen de Joodsche boeren, ‘maar waarom dwingt men ons dan den duren Joodschen arbeid te nemen?’ Er zijn groote hoeveelheden Amerikaansche MatzothGa naar voetnoot10) ingevoerd. Met het gevolg, dat vele broodbakkers werkloos zijn geworden. Haäretz is boos en spreekt van een moreele inzinking. Maar de dagen lengen toch. Het is mooi weer. | |
VI.De opbouw van het Land. Van groote, nieuwe ondernemingen hoort men niet veel. Er worden veel huizen gebouwd, meestal in een afschuwelijken stijl. De architect Wijdeveld is hier geweest. Laat men hem vragen. De Regeering heeft geen geld. Een groote haven. Jaffa of Haïfa? Maar het harde geld. Er is een waterleiding geopend van de oude Vijvers van Salomo naar Jeruzalem. Een standbeeld voor Lord Allenby onthuld te Berseba. Werk van eenen Joodschen beeldhouwer. Te Tel-Aviv is een Joodsche winkelier gestraft met geldboete, omdat zijn winkel op Sabbath open was. De rechter (een Jood) heeft daarvoor wetsparagrafen gevonden. Maar het vonnis is in hooger beroep vernietigd. De socialistische arbeiders hebben het te Jaffa aan den stok gekregen met de Mizrachistische. Stokslagen. Maar het is toch mooi weer. | |
VIII.De touristen genieten daarvan. Het voorjaarsseizooen is alweder voorbij. De Joodsche bladen klagen, dat de touristen-bureaux geen Joodsche gidsen aannemen. En de Arabische gidsen dreigen met staking, wanneer ook maar één Joodsche gids aangenomen wordt. Jammer. Er zijn alleraardigste, geschikte jongens onder de Joodsche gidsen. Ze spreken vele talen. Kennen ook het Land goed. En ze dragen een wit-blauwen band om den arm. Rosita Forbes is hier geweest. Toen zij van Engeland onderweg was, heette zij in de Joodsche pers: ‘de anti-semietische schrijfster Rosita Forbes’. Toen zij met Kolonel Kisch, den Zionistischen diplomaat, het Land rondreed, heette zij reeds: ‘de anti-Zionistische schrijfster Rosita Forbes’. Nu zij in Engeland terug is en tamelijk pro-Zionistisch geschreven moet hebben, heet zij: ‘de beroemde schrijfster Rosita Forbes’. Cum laude. En Lord Beaverbrook. Hij was twee, drie dagen hier met mr. Douglas, hoofdredacteur van de Daily Express. Hij heeft Arabische delegaties ontvangen. Thee gedronken met Sir Herbert Samuel. Gegeten met kolonel Kisch. Maar te oordeelen naar de telegrammen, die hij naar Engeland heeft gezonden, zal hij voorloopig nog geen beroemde schrijfster zijn. | |
VIII.Overigens is dit volstrekt geen anti-humoristisch land. Vanmorgen stond een Arabier terecht, beklaagd van deelneming aan een verboden optocht. Hij had ook het Lied gezongen, dat rijmt in het Arabisch en in het Hebreeuwsch. Maar dat mag toch niet. De beklaagde, die zich zelf verdedigde, voerde aan, dat hij nog geen elf jaar was. En dus niet aansprakelijk volgens artikel 40 van het Turksche Wetboek van Strafrecht, gelijk dat is gewijzigd bij wet van den eersten Jemazi ul Akhir van het jaar 1329. In het Hollandsch 28Ga naar voetnoota) Juni 1911. Daar deze scherpzinnige beklaagde niet in het bezit was van een geboortebriefje, heeft men hem ter fine van advies verwezen naar den dokter. Een andere, even helderziende beklaagde, pleitte, dat hij blind was. Naar den dokter eveneens. En dan zijn er nog menschen, die beweren, dat deze Arabieren een Engelsch mandaat noodig hebben. Of deze: Joodsch toerist tot een Arabischen gids: ‘Ik zou toch dien Joodschen Klaagmuur wel eens willen zien.’ De gids: ‘Dat kan niet, heer! Die is alleen op Zaterdag open.’ De toerist: ‘Zaterdag? Te laat. Dan ben ik alweer in New York terug.’ Of deze, waarvan ik mij echter het opvoeringsrecht voorbehoud. Verstandige chaloetzGa naar voetnoot11), oud-student van de universiteit van Klappermedoetchkie: ‘Burgerlijke beschaving is hier niet noodig. Die heb ik in Europa gelaten.’ Onguur individu, dat in de courant schrijft met een vulpen: ‘Ach, denkt u?’ Gordijn. En hoe! |
|