Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 141 Dagen te RechobothGa naar margenoot+De constituante komt spoken. Ook te Rechoboth. Ze zal wel geen Constituante heeten, doch eenvoudig Vergadering van Gekozenen. Maar ze zal er toch zijn. De verkiezingen over drie weken. En de vergadering twee weken later. In het stille, milde Rechoboth is al een ambtenaar verschenen om de verkiezingen te regelen. En het vrouwenkiesrecht? Dat is gebleven. Maar misschien is een compromis nog mogelijk in dien zin, dat geene vrouwen candidaat zullen worden gesteld. Tegen actief kiesrecht hebben de orthodoxen niet zoo veel bezwaren. Met de Mizrachie te Jaffa is het gegaan gelijk ik voorspeld heb. Ze zijn weder omgegaan. Ze zullen aan de verkiezingen deelnemen en daarna in de vergadering probeeren het vrouwenkiesrecht weder afgeschaft te krijgen. Dit laatste houdt menigeen hier als een lijmstok voor een deel der orthodoxie. De meerderheid der vergadering zal trouwens door de onthouding van een deel der orthodoxie veel linkscher worden dan de bevolking des lands. En dan het Joodsche Volk in zijn geheel. Bovendien is hier algemeen kiesrecht reeds van twintig jaar af. Een heel verschil met het census-kiesrecht van den kolonialen raad te Rechoboth. Ik ben nog niet zoo heel zeker, dat de vergadering op tijd bijeenkomt. Ingrijpende besluiten zal zij waarschijnlijk niet nemen. En het is de vraag, of zij besluiten zal kunnen nemen, óók bindend voor de Joden, die zich tegen haar verklaren. En bijvoorbeeld belastingen kan heffen. De Raad der Jeruzalemsche Joden kan dat niet. Wellicht is de geheele vergadering slechts een politieke zet tegenover de Arabieren. Men wil toonen, dat het den Zionisten ernst is met Palestina. En dat hun wil niet verslapt is. Het schijnt, dat dr. Weizmann zich in dien zin heeft uitgelaten en dat voor die noodzakelijkheid men zich heeft gebukt. Veel zal nu afhangen van het aantal stemmen, dat wordt uitgebracht. En wat de rabbijnen van Jeruzalem zullen doen. Er heeft zich een ‘Partij der partijloozen’ gevormd, die de gematigde elementen bevat. En misschien ook wel Mizrachistische stemmen zal vangen. Wij hebben evenredige vertegenwoordiging. Iedere tachtig kiezers krijgen één mandaat. Van het kiesstelsel begrijpen velen niets. En er zal wel twist ontstaan over menig mandaat. Maar men is bereid alles te aanvaarden, nu onze leiders zóó den nadruk hebben gelegd op de politieke noodzakelijkheid der vergadering. | |
II.Des Zaterdagmiddags naar de Mizrachistische arbeidersgroep gaan, die hier samenwoont en werkt. Van de Mizrachistische leiders te Jaffa en te Jeruzalem kijkt niemand naar hen om. Ik vrees, dat ze aardig aan het verzakken zijn naar de socialistische arbeidersgroepen. Oorspronkelijk was de bedoeling deze: de middelmatige en minder dan middelmatige leerlingen der leerscholen op te leiden tot landbouwers. De rabbijnen zagen daarin weer een middel om de leerscholen ledig te halen. Wie zoo eenen middag naar twintig jongeren luistert, krijgt eene gedachte van hetgeen er omgaat. Hun loon van vier tot vijf shilling achten zij geheel onvoldoende. Zelfs ongehuwd kan men daarvan haast niet bestaan. Ze zijn verbitterd op de kolonisten, die werk geven aan de Arabieren. Maar anderzijds zien wij toch ook wel, dat met hooge loonen en enkel Joodschen arbeid de kolonisten óók weer niet kunnen staande blijven. Ik vraag hunnen woordvoerder, hoe zij zich dan de oplossing wel denken? Wel, in de eerste plaats willen zij geen knechten blijven. Zij willen vrij zijn. Wanneer zij werken, hebben zij voortdurend het gevoel, dat zij werken voor een ander. En niet voor zich. Coöperatieve arbeidsgroepen? De zoogenaamde kewoetsoth. Het enthousiasme daarvoor is alweer zeer bekoeld. Ook in een dergelijke groep komt bijzondere kracht en toewijding niet iederen man zelven ten goede, maar allen. Bovendien is voor gehuwden eene dergelijke samenwerking moeilijker. Het liefst zouden zij allen eigenaren zijn van een bedrijf, juist groot genoeg voor een bedrijf zonder werklieden. Het geld daarvoor moet, daar het hier een nationaal belang geldt, gegeven worden door het Joodsche Volk. De moeilijkheid van den goedkoopen Arabischen landarbeid is dan meteen opgelost. En de concurrentie met de Arabische landbouwers hier en in de omliggende landen? Want een joodsche boer zal toch niet minder noodig hebben dan een joodsche arbeider? Wel, ten eerste zal de joodsche boer zijn joodsche land met behulp van Joodsche organisaties goedkoop krijgen. Eigendom. Erfpacht of in anderen vorm. Ten tweede kan de opbrengst veel grooter worden dan op Arabische akkers, met betere bearbeiding, beste machines, proefstations, besproeiing enz. De moderne landbouwmachines, die voor een klein bedrijf te duur zijn, zullen gezamenlijk worden aangekocht en beheerd. Dus méér evenwicht tusschen zelfstandigheid en samenwerking dan in de kewoetsoth wordt bereikt. Dit zijn de groote lijnen. Een plan, dat natuurlijk schatten kost bij de hopelooze duurte, waarmede wij thans worstelen. De woordvoerder schat duizend pond de man. | |
III.De andere kant. Met een jongen, bevrienden kolonist des morgens naar zijn landen gaan. Zijn ouders zijn nog als vluchtelingen uit Rusland hierheen gekomen. Hij voelt zich meester van dit land en vrij. Zijn erwtenland staat vol en rijk. Een oogst van dertig, veertig maal hetgeen hij zaaide. De amandelen hebben geleden van hagelslag. Toch zijn de takken zwaar van de groengrijze onrijpe vruchten, die wij nu nog in hun geheel kunnen eten. Van binnen nog geen goudbruin pitje, maar een kristallen zoete drop. Zijn wijngaard. De wijnstokken worden hier vlak bij den grond afgekapt. Uit de korte knoesten loopen de ranken los. Tweehonderd vijftig planten op een H.A. De grond wordt voortdurend geploegd. Mijn vriend ploegt zeven voren tusschen twee rijen van planten. De meeste kolonisten zes. Hij staat, de jongen, in zijn wijnland. Hij heeft dit land zóó lief. En tegen die zelfzuchtige liefde kunnen de coöperatieve arbeidersgroepen niet op. Trouwens, de liefde komt niet van één kant. Hij heeft dezen wijngaard gekocht voor vierhonderd pond, verleden jaar. Het eerste jaar heeft hij er tweehonderd pond zuivere winst uit gehaald. Dit jaar hoopt hij op hetzelfde bedrag. En zijn arbeiders? Arabieren. Hij kan niet anders. Vooral omdat zijn werk voor een groot gedeelte kinderwerk is. Arabische kinderen krijgen van een halven shilling tot een shilling per dag. De Joodsche kinderen werken niet op het land. Zij gaan naar school. Een rijke wijngaard. Maar de problemen.... | |
IV.Wij gaan des middags wandelen. Naar Jibné. Een groot Arabisch dorp, hoog en ver op een berg gelegen. Alle Joodsche geleerden kennen dit Jibné. Het is het kleine plaatsje, waar R. Jochanan ben Zakkaï zich na de verwoesting van den Tweeden Tempel vestigde. Sanhedrin en Leerschool. In Jibné is het Jodendom behouden gebleven. Het is ons een heilige plaats. Maar ook den Arabieren heilig. Zij hebben een moskee gebouwd boven de plaats van de Joodsche Leerschool. En wij hebben gehoord, dat zij daar niemand toelaten. Maar dat valt mee. Wij geven den sjeikh van Jibné, die overigens niet lezen kan, een naamkaartje in het Arabisch. En een baksjisj. En dan mogen wij het heiligdom zien. Het wordt bewaakt door een halfblinden sjeikh en een doodoude vrouw. Baksjisj, baksjisj. Nogal gemoedelijk. Op het heilige graf een Koran en een glas van een zeemijn. Mooi hè? De Arabieren hebben vele heiligen. Moussa en Issa vereeren zij ook. Maar Mohammed is natuurlijk de grootste van allen. Ook de graven van Ruben en Gad, de zonen van Jacob, worden als heilige plaatsen vereerd. Naar Nebi Rubin jaarlijks groote bedevaarten. Wij zien het geheele dorp Jibné van een ouden toren af. Maar hoe arm naast een kolonie als Rechoboth. En toch hebben de bewoners van Jibné alweer heel wat geleerd van de Joden bij wie ze werken. Mijn middagmakker wijst mij nog eens op 't groote verschil. Wil ik nu de Arabieren nog één oogenblik verdedigen? Wat kunnen zij? Wat willen zij? Het eenige, wat zij voor ons gedaan hebben, is in hun dorpen de heugenis bewaren van plaatsen, die ons heilig zijn. Honderden Arabische dorpsnamen vindt men in de Joodsche geschriften. Er is trouwens meermalen beweerd, dat de autochtone landbevolking van Palestina van Joodsche afkomst is. | |
V.Van Jibné naar Rechoboth over Zarnoeka, het Arabische dorp, dat bijna geheel van arbeid bij de kolonisten leeft. Een vlak land. Een zachte, zoele middag, die schemert naar den avond. Water waar stille, wijze ooievaars peinzend staan. Tot wij naderen en zij, wijs, wegvliegen. Naar Zarnoeka wandelen met twee fellachen en drie koeien, die bij onderzoek blijken allen tevreden te zijn. ‘Ente mabsoet, ana mabsoet,’ juicht mijn leerboekje. Dat wil zeggen: ‘gij tevreden, ik tevreden’. ‘Chamdillah,’ moet de fellach nu weer juichen. En hij doet dat dan ook. En de Arabische kwestie? Van gisting merkt men hier in de kolonie weinig. Toch zijn de Joden wel op alles voorbereid. Zij kunnen en zullen zichzelf verdedigen. Wat in een kolonie als Rechoboth, zonder politie, noodig is. Tegen de omliggende bevolking zullen zij zich wel kunnen handhaven. De toestand zou zeer gevaarlijk kunnen worden, wanneer de duizenden Bedouienen kwamen opzetten uit het gebied van Bersebah. In de steden daarentegen gist het geducht. En wie weet wat er te Jeruzalem gebeuren zal, wanneer het jaarlijksche feest van Nebi Moussa, de volgende, week, massa's Mohammedanen in de Stad brengen zal. Maar wij zijn niet bang. En in den zoelen, wonderen maneschijn (want het loopt nu naar Paschen): Rechoboth. |