Feuilletons in het Algemeen Handelsblad 1919-1924
(1919-1924)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekendNr 7 Menschen, die men te Parijs zietGa naar margenoot+Neen: de eerste rangs acteurs, die krijgt men zoo gemakkelijk niet te spreken: Wilson niet, Clemenceau niet, Lloyd George, Sonnino en de anderen. Zelfs een blik in de zittingzaal van de Vredes-conferentie wordt u zoo gemakkelijk niet gegund. Maar Parijs is nu het centrum: van zooveel hebzucht, van zooveel hoop, van zooveel wanhoop en ijdelheid en woede en teleurstelling. Het wemelt hier nu van menschen van allerlei land en taal, die men toch gaarne eens gezien en gesproken heeft. Het is in de eerste plaats natuurlijk de Joodsche quaestie in vollen omvang, die mijne belangstelling heeft. En dan de Russische quaestie. Er is een tragiek in het lot van het eenmaal zoo machtige land, dat thans misschien niet eens vertegenwoordigd zal zijn. ‘Rusland?’, zei een staatsman: ‘laat men ons eerst zeggen, wie Rusland is. En dan kunnen wij spreken over vertegenwoordiging.’ Ik heb enkelen gesproken van de menschen, die men thans te Parijs ziet. En die ook in Holland niet onbekend zijn. De Roemeensche dichteres Hélène Vacaresco en de Roemeensche staatsman Take Jonescoe. Van de Russen heb ik gesproken met den oud-Minister Sazonof. Morgen, voor ik naar Rome vertrek, hoop ik nog te spreken met den heer Maklakof, den Russischen Gezant te Parijs. Gravin Vacaresco en Take Jonescoe heb ik gesproken over Roemeensche en Joodsche quaesties. Hélène Vacaresco is in Holland niet onbekend door haar Fransche gedichten. Hélène Swarth heeft daarvan in het Hollandsch vertaald. Misschien herinneren lezers zich nog het verschijnen van de eerste gedichten van Giza Ritschl, de Hongaarsche vrouw, die zoo mooie Hollandsche gedichten schreef? Prof. A.G. van Hamel schreef over haar, vele jaren geleden in De Gids. In zijn opstel noemt hij Hélène Vacaresco ook. Van Catharina Alberdingk Thijm is er een roman: Anka Valesco, door het leven van Hélène Vacaresco geïnspireerd. Take Jonescoe, de Entente-gezinde staatsman, is in Holland bekend genoeg. Ik vond hem in zijn hotel te Parijs, een keurig verzorgd reiziger, internationaal, achter in de vijftig. Ik deel hier het voornaamste mede van wat ze mij vertelden, zonder altijd uit elkander te houden, wie het mij zei. In de eerste plaats heb ik gevraagd naar onzen gezant te Boekarest. Hij stond bekend als pro-Duitsch, en dat heeft Holland in Roemenië geen goed gedaan. Bepaalde compromitteerende onneutrale handelingen heeft hij niet gedaan. Ten slotte kreeg hij trouwens moeilijkheden met de Duitschers zelven. Vermoedelijk omdat hij opkwam voor de belangen van de Hollandsche aandeelhouders in Roemeensche olie-maatschappijen. Ik vroeg naar de nieuwe grenzen van Roemenie. Beslist is nog niets, terwijl ik dit schrijf (21 Januari 's avonds.) Maar vermoedelijk zullen de nationale aspiraties van Roemenië bevredigd worden. Roemenië zal dan een staat worden van ongeveer vijftien millioen inwoners. Insluitend: Transsylvanië, Bessarabië, de oude en de nieuwe Dobroedsja. Voor Bulgarije zal wel niemand ter vredesconferentie het opnemen. Misschien zal het feit toch wegen, dat Bulgarije zich het eerst van de Centralen heeft losgemaakt. Ik vraag of Transsylvanië werkelijk de vereeniging met Roemenië wenscht? Stellig. Zeer stellig. Er was een nationaal comité, dat daar krachtig naar streefde. Een van de meest invloedrijke leden was de nationale Transsylvaansche dichter Octavion Goga. Tevens afgevaardigde in het Hongaarsche parlement. En die zich thans, na een avontuurlijken tocht door Rusland, te Parijs bevindt. En Bessarabië? Ik herinner eraan, wat Miljoekov mij te Londen heeft gezegd: dat Bessarabië meer pro-Russisch is dan pro-Roemeensch. Maar dat wordt hier beslist ontkend. Cijfers: 2 millioen 300,000 Roemeniërs, 150,000 Joden, 200,000 Bulgaren, 150,000 Roethenen. Binnen de grenzen van het nieuwe Roemenië zullen in ieder geval ook niet-Roemeniërs vallen: Russen, Roethenen, Hongaren, Duitsche Saksers in Zevenburgen. Maar men zal hun wellicht de rechten van nationale minderheden toekennen. Dat is: onderwijs, rechtspraak, administratie en legers met eigen taal. Ik vraag of men dit voor de Joden ook doen zal? Jonescoe betwijfelt dat. Hij is vóór het Zionisme. Vóór een Joodsch land. Maar tegen de toekenning van zulke rechten aan de Joden. Hij vraagt: ‘Hebt u dat in Holland dan?’ Ik zeg: ‘Neen: maar daar heeft niemand ze. Zelfs de Friezen niet.’ ‘Jawel’, zegt hij: ‘maar dat gaat niet. Een Joodsche staat en daarnaast nog weer nationale minderheidsrechten in andere landen’. En ik: ‘Waarom niet? De Hongaren, Polen, Russen en anderen hebben dat dan toch ook?’ ‘Jawel’, zegt hij weer ‘maar 't gaat niet. En 't is ook niet noodig, nu de Roemeensche Joden volkomen gelijke rechten krijgen. Er zullen in het nieuwe Roemenië ongeveer 850,000 Joden wonen. Grootendeels in de steden. Zij zullen wel 1/4 van de geheele Roemeensche stadsbevolking zijn. En in een groot aantal steden zullen zij de meerderheid hebben. Welke taal is de hunne? Hebreeuwsch zeker niet. En Jiddisch lijkt te veel op Duitsch. Dat is Duitsch. Dat willen wij niet.’ Hij herhaalt het: voor de andere volksminderheden is het wat anders. Die wonen vrijwel allen bijeen op een bepaald gebied. De Joden wonen door het geheele land verspreid. Ik ben sterk vóór het Zionisme, maar ik ben sterk tegen toekenning van nationale minderheidsrechten aan de Joden. Wel voor geheele gelijkstelling, wettelijk en feitelijk’. Ik heb den indruk, dat de meeste staatslieden uit de randstaten dit met Jonescoe eens zijn. Ik vraag, waarom men de Joden in Roemenië altijd verdrukt heeft. Gravin Vacaresco en Jonescoe beiden ontkennen, dat het zóó erg was. Ze hadden geen politieke rechten, konden geen grondeigenaren zijn, sommige beroepen niet uitoefenen, slechts zeer moeilijk genaturaliseerd worden. Maar die wetten zijn nooit streng toegepast. En Jonescoe wil ze niet verdedigen. Hij is den Joden altijd goed gezind geweest. Bratianoe, de tegenwoordige eerste minister, is ze niet in ieder opzicht zoo goed gezind. En zijn broeder, die eenigen invloed op hem heeft, is een notoire anti-semiet. Thans zijn de Joden wettelijk met de Roemenen gelijk gesteld. Jonescoe verwacht, dat zij in Roemenië een groote rol zullen spelen. En wel hierom: aan het grootgrondbezit van duizenden en duizenden H.A. is een eind gemaakt. Zeshonderd H.A. wordt maximaal gelaten. De sociale klasse van beteekenis zullen dus niet langer de groote grondeigenaren zijn, maar de groote kooplieden en groot-industrieelen. En daaronder vindt men veel Joden. En dan praten wij over het Zionisme. Ik vraag, of dat den Joden, die blijven zullen, geen kwaad zal doen. ‘Neen’, zegt hij beslist, ‘neen. Wie den Joden slecht gezind was, heeft ze altijd en overal vervolgd, toen hier van Zionisme geen sprake was. En wie ze goed gezind is, die zal het nu ook niet doen.’ Hij heeft veel lof voor het Zionistisch streven. Maar hij ziet ook de moeilijkheden wel. En scheidend wenscht hij mij een goede reis en alle goeds voor land en volk en stad.
Rusland. Hedenmorgen heb ik Sazonov gesproken, den oud-Minister van Buitenlandsche Zaken van het eenmaal machtige Rusland. En de herinnering duizelt door mijn hoofd, waar ik hem het laatst heb gezien. Te Sint-Petersburg, in de hall van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, waar ik een van zijn ambtenaren spreken kwam. Hij ging uit, in groot galakostuum, naar het station, waar de moeder van den laatsten keizer van Rusland aankomen zou. Vijf jaar later.... en ik vind hem weder in een hotel in Parijs. Weer Minister van Buitenlandsche Zaken. Maar niet meer van het machtige Rusland. Van twee Russische nevenregeeringen: Kouban en Siberië, gevestigd te Omsk. Ik heb een introductie van Paul Miljoekov en word ontvangen. Maar minister Sazonov is zeer gesloten. Hij wil mij à titre d'information wel het een en ander vertellen, maar ik mag niet veel publiceeren. En ik moet hem beloven, dat ik morgen terug zal komen en hem dit artikel over hem in het Fransch voorlezen zal. Ik vraag hem, hoe zijne ondervindingen als Minister zijn geweest van den voormaligen Nederlandschen gezant te St. Petersburg. Hij wil zich daarover niet uitspreken. Ik houd aan: is het waar, dat hij zich over dien gezant bij de Nederlandsche regeering heeft beklaagd? Hij raadt mij aan, dit aan de Nederlandsche regeering te vragen. Of hij meent, dat Rusland op de Vredesconferentie vertegenwoordigd zal zijn? Zoo ja: hoe? Zoo neen: wat de houding van Rusland zal zijn ten aanzien van eventueele besluiten van de conferentie, die Rusland betreffen. Hij wil zich daarover liever niet uitlaten. Er hebben in de Humanité heftige artikelen gestaan tegen toelating van Sazonov als vertegenwoordiger van Rusland op de Vredesconferentie. Bijzonder de Polen worden daarin tegen hem opgezet. Hij wil zich daarover niet uitlaten. Van andere staatslieden heb ik echter gehoord, dat Sazonov niet tegen de onafhankelijkheid van Polen was, vanaf het oogenblik, dat Russisch Polen met Rusland samen tegen Duitschland had gestreden. Maar hij beschouwde dat als een aangelegenheid tusschen Rusland en Polen en niet in de eerste plaats van Frankrijk en Engeland. Ik vraag naar de randstaten: Finland, Oost-Zeeprovinciën, Oekrajine? Hij kan daarover niets zeggen. Zonder Finland ligt Petersburg voor vijandelijke aanvallen geheel open. Zonder de Oost-Zeeprovinciën wordt het vrijwel afgesloten van de vrije zeeën. En een onafhankelijke Oekrajine is er nooit geweest. Dat is een Duitsche gedachte. Bismarck was daar al voor. Hij ziet het zilveren Schild van David in mijn knoopsgat. Wat het beteekent? En ik: ons Legioen van Eer: de Zionisten. Hoe hij tegenover het Zionisme staat? Hij zegt, dat hij den Joden en de Zionistische gedachte altijd zeer goed gezind is geweest. Nu moet mijn hart toch even glimlachen. Ik denk, dat hij het niet ziet. Maar hij heeft het allang gezien. En hij herhaalt het, dat het zoo is. Dan neem ik afscheid, na te hebben beloofd, dat ik morgenochtend op tijd bij hem zal zijn. Gij vindt het wellicht niet veel, dit onderhoud? Maar ik vraag u: is het zoo weinig, de peinzende oogen gezien te hebben van den Man, die eenmaal een der machtigen was. En die meespeelde in het groote verloren spel van Juli-Augustus 1914? Sic transit: Rusland... Kouban... Siberië... Omsk. Men zal beraadslagen over Rusland, zonder Rusland. Misschien zal de gezant Maklakof morgen iets meer zeggen. Het is nog heel vroeg in den morgen, nog niet negen uur, wanneer ik haastig den hof van het Russische Gezantschap oploop. Een heel groot huis, Rue de Grenelle. En er is een groote melancholie in mij. Neen: Rusland bestaat niet meer. Alles vergaat. De wind weent hier. Het is er nog wel deftig. Maar toch... vergaan, vergaan. Ik geef mijn kaartje... ik wordt verwacht. Even wachten. De dienaar komt terug en plechtig: ‘Monsieur 1'Ambassadeur vous attend’. Ik herken Maklakof dadelijk. Hij is de advocaat geweest van Joseph Minor, een van de oudere chefs van de Russische socialisten, dien ik in de Boutirky-gevangenis te Moskou heb ontmoet. Maklakof ken ik van uit St. Petersburg. Als ik hem den naam van Minor noem, brengt hij mij dadelijk thuis. En ik vraag hem: zal Rusland op de Vredes-conferentie vertegenwoordigd zijn? Hoe? Door wien? De gezant meent, dat op het oogenblik de toelating van Rusland op gelijken voet als de andere groote mogendheden niet overeenkomstig het volkerenrecht zou zijn. Voor een dergelijke toelating is noodig, dat er één gouvernement is, dat geheel Rusland of bijna geheel Rusland feitelijk in zijn macht heeft en dat ook buiten Rusland algemeen als de Russische Regeering erkend wordt. Zoo een gouvernement bestaat niet. Ten eerste hebben de Bolsjewiki altijd nog een groote feitelijke macht. Al is het waar, dat zij zich uitleven en alleen maar macht behouden in nieuwe gewesten, die nog niet uitgeplunderd zijn. Maar zelfs de anti-Bolsjewisten zijn niet een. Het beste bewijs is wel, dat Sazanof te Parijs is als Minister van Buitenlandsche Zaken van twee Russische nevenregeeringen: Kouban en Siberië. Er is niemand, die Rusland binden kan. Het zou zelfs de vraag zijn of dit zonder constituante gezegd zou kunnen worden, ook al zou geheel Rusland feitelijk onder één gouvernement gekomen zijn. In 1870 heeft Duitschland ook geen vrede gesloten met de voorloopige Fransche regeering. Dit is de oogenblikkelijke toestand. Maar de vredes-conferentie kan wel heel lang duren. En de consolidatie van Rusland kan geregeld voortgaan. Het aantal neven-regeeringen neemt af. De macht van de Bolsjewiki ook. Maar er kan wel weer eens een tijdelijke terugslag komen. Misschien zal Rusland later dus wel kunnen worden toegelaten. Maar het is abnormaal, dat Rusland in 't geheel niet vertegenwoordigd is, terwijl er toch allerlei geregeld wordt, dat voor Rusland van zoo groot belang is. Zal Rusland die regelingen erkennen? Wel, zegt de gezant, voor zoover die regelingen geen inbreuk maken op Rusland's rechten en belangen, waarom niet? Maken zij wel inbreuk, dan blijft Rusland geheel vrij. Polen bijvoorbeeld: het voorloopig gouvernement, na den val van den Tsaar, heeft de onafhankelijkheid van Polen erkend. En daarop zal Rusland niet weder terugkomen. Maar Rusland is niet gebonden, wanneer de Vredesconferentie Russisch gebied bij Polen voegt. En Finland? Maklakof geeft toe, dat het oude Rusland twee malen de Finsche constitutie heeft geschonden. Eerst in 1899. En later na de revolutie onder Stolypine. Maar in 1905 en in 1917 heeft men na de revolutie dadelijk Finland in zijn rechten hersteld. Verschillende staatslieden hebben mij verzekerd, dat Finland volkomen onafhankelijk worden zal. Ja, zegt Maklakof, men kon ons Moskou wel afnemen. Maar een volkomen onafhankelijk Finland zou zeer goed een Duitsch-gezinde politiek gaan voeren. Sint-Petersburg komt dan geheel open te liggen. De Finsche golf is dan niet vrij meer. En de spoorweg naar de Moermankust evenmin. Dat willen de Russen voorkomen. Zij hebben Finland absoluut noodig als bescherming van groote gebiedsgedeelten. Misschien komt er een volkerenbond, die waarborgen kan geven, dat Rusland de Finsche constitutie eerbiedigen zal. Een zelfstandig Finland zonder bondgenootschappen is niet bestaanbaar. En voor Rusland is een Duitschgezind Finland zeer gevaarlijk. Vrijwel hetzelfde geldt voor de Oost-Zeeprovinciën. Tegen een nationale autonomie is Maklakof niet. Het voorloopig bewind had zich daarmee al bezig gehouden, toen het Bolsjewisme losbrak. En Oekrajine? Neen: dat is nooit onafhankelijk geweest. Daar is nu ook geen reden voor. Ik vraag of het waar is, dat Palestina oorspronkelijk aan Rusland was toebedacht. Daarvan weet Maklakof niets, ik heb het ook een van de Entente-staatslieden gevraagd, die mij verzekerd heeft, dat hij alle geheime tractaten heeft gezien, maar dat dit niet waar is. In Hollandsche bladen had ik het gelezen. Maar de heer Maklakof kijkt op zijn horloge. Het is tijd. Ik vraag naar zijn verhouding tot de Fransche Regeering. Die is goed. Ik vraag naar Miljoekov's rol en positie. Naar kapitein Sadoul en luitenant Pascal, twee Fransche officieren, die te Moskou bolsjewist zijn geworden en waarover ‘Matin’ en ‘Humanité’ iederen dag vol staan. En dan neem ik afscheid. Er wachten verscheidenen. En in den hof is de melancholie weer: Rusland, Kouban, Siberië. Spreekt u niet van het gouvernement van Omsk, maar van Siberië, dat klinkt grooter, heeft een andere Rus mij gevraagd. De vergelding is voor het Tsaristisch Rusland wel wreed gekomen. (Parijs 20-22 Jan. 1919.) |
|