Jacob Israël de Haan. Correspondent in Palestina 1919-1924
(1981)–Jacob Israël de Haan, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Het land in onrustJeruzalem, 4 Mei. Het Land in onrust. En Jaffa in opstand.Ga naar eindnoot1 Meer dan dertig van onze dooden hebben wij reeds te Tel-Aviv begraven. Nog iederen dag sterven de gewonden. Wie had dat gedacht! Het feest van Nebi Moussa, het gevaarlijke Mohammedaansche feest voorbij gegaan zonder booze gebeurtenis. En nu de opstand van Jaffa uitgebroken op den eersten Mei. Natuurlijk zullen onze vijanden wel weer zeggen, dat het de schuld is van de Joodsche socialistische arbeiders, die, overigens met verlof van de Regeering, een optocht hebben gehouden. Het schijnt, dat de Mopsen,Ga naar eindnoot2 de Joodsche bolsjewieksche arbeiders, dien optocht in de war hebben gestuurd. Wat er verder precies gebeurd is, weten wij niet zeker. Maar het schijnt, dat de overvallen van Arabieren tegen de Joden, al begonnen zijn vóór de botsing tusschen de beide Joodsche optochten en in een geheel ander stadsdeel. Wel hebben de Mopsen bolsjewieksche plakkaten aangeplakt, ook in het Arabisch, te Jaffa en te Jeruzalem. Zij zijn door de politie afgescheurd. Maar de zachtmoedige, ordelievende kaaiwerkers van Jaffa zijn over die bolsjewistische plakkaten zóó boos geworden, dat zij dadelijk alle Joden te lijf moesten gaan. Wij weten al precies wat onze vijanden zeggen zullen. | |
IIZondagmiddag vier uur is het eerste bericht door de telefoon op de Zionistische Commissie gekomen. Het drukste deel van de Jaffastraat. De volle uren van eenen mooien dag. En dadelijk breidt de woede zich uit, de spanning. Men ziet de menschen, die het weten, spreken met de menschen, die het nog niet weten. Men ziet de gezichten veranderen. Het wordt zwoel en woedend te Jeruzalem. De Arabieren, die voor de koffiehuizen zitten, weten het. Wij zien elkander aan met haat. Twee volken haten elkaar altijd. Den geheelen nacht komen de berichten binnen. Er zijn vreeselijke geruchten: de Arabieren hebben bommen en handgranaten gehad. Ze hebben de gewonden overgoten met vitriool. Overdreven. Maar de woedende waarheid is al erg genoeg. In een paar uur twintig dooden en meer dan honderd gewonden. Natuurlijk veertig Joodsche winkels uitgeplunderd. Het schijnt wel zeker te zijn dat de Arabische politie gemeene zaak heeft gemaakt met de roovers. De politie-agenten hebben op de Joden geschoten, zoogenaamd omdat zij de orde verstoorden. Politie-agenten hebben hun nummers van hun uniform genomen, om niet herkend te worden, en daarna hebben ze aan de plundering mede gedaan. Politie-agenten hebben geholpen de deur van het immigrantenhuis in Jaffa open te breken. In | |
[pagina 127]
| |
dat ééne huis zijn twaalf personen, onder wie eene vrouw, gewoon geslacht. Er zijn er bij, die pas twee dagen te voren in het Land waren gekomen. Tel Aviv, de Joodsche buitenbuurt van Jaffa, is bedreigd, maar rustig gebleven. Op het oogenblik is de regeering den toestand meester. Er zijn pantser-auto's van Jeruzalem gekomen, kanonnen en ruiterij. De weg van Jeruzalem naar Jaffa wordt bewaakt. Men verwacht een oorlogsschip te Jaffa. De verbinding met Tel Aviv is verbroken. Vandaag hebben de Arabieren nog weer gepoogd naar Tel Aviv te komen. Maar de Regeering bleef baas. Gisteren hebben de Arabieren eene delegatie gezonden naar den gouverneur van Jaffa. Ze hebben gevraagd invrijheidstelling van hunne gevangenen en wapens tegen de Joden, die hen willen overvallen! Precies als verleden jaar. Het is héél moeilijk te weten, wat er te Jaffa gebeurt. Er mag door particulieren niet worden getelefoneerd. Er is censuur op de couranten. Over de oorzaken van den opstand mogen ze niet schrijven, zoolang het officieele rapport daarover niet verschenen is. Maar zóóveel weten we wel, dat het in de omstreken van Jaffa óók niet rustig is. Overvallen op Joodsche koloniën zijn nog niet vóórgekomen en men heeft daar eene zelfverdediging voorbereid. Maar de wegen rondom de koloniën zijn niet veilig. Joden, die in de wijngaarden werkten, zijn vermoord. De verbinding met Jaffa en met Jeruzalem is verbroken. Buiten Jaffa zijn in één huis zes personen vermoord. Een hunner, de bekende schrijver J.G. Brenner.Ga naar eindnoot3 Een veertiger, nog in de kracht van zijn werk. En vooral bij de nationale arbeiders zeer geliefd. Vandaag is, vanuit het gymnasium te Tel-Aviv, de begrafenis geweest van meer dan dertig Joden. Wij weten van degenen, die erbij zijn geweest, dat het verschrikkelijk was. Het grootste deel jonge mannen en pas in het land. Wij hooren telkens van onrust op andere plaatsen: Haïfa, Zichron, Jaäcob,Ga naar eindnoot4 Galilea. Maar 't is nog niet waar. Haïfa is een gevaarlijke plaats. Onder de Arabieren is de stemming opgewonden. Natuurlijk gelooven zij absoluut, dat de bolsjewieksche Joden de aanvallers zijn geweest. | |
IIIJeruzalem is in een paniekstemming. Het minste kan eene uitbarsting veroorzaken. Er zijn Arabische biljetten aangeplakt, waarin de bewoners worden opgewekt de Arabische slachtoffers van Haïfa en Jaffa te wreken. Gisterochtend kreeg een politie-agent moeite met een jongen, bij de Jaffapont. Het drukste punt van de stad, waar de banken en de groote winkels zijn. Paniek. Banken en winkels gesloten. 's Middags paniek in de Jodenstraat. Winkels dicht. Vanmiddag zouden de Arabieren een optocht houden naar Sir Herbert Samuel. Winkels dicht. Optocht niet. De | |
[pagina 128]
| |
een maakt den ander ziek en zenuwachtig. Men is zoo dom geweest de scholen te sluiten als teeken van rouw. Nu kunnen de onderwijzers en de jongens op hun gemak overal bij zijn. Er is natuurlijk in deze dagen ook veel noodeloos gedraaf en gewichtigdoenerij. Poging van sommige hypernationale elementen om regeerinkje in de regeering te spelen. De wisseling van telegrammen van troost en bemoediging zal wel spoedig beginnen. Het is juist, wat wij het allerlaatst noodig hebben. Sokolov en dr. EderGa naar eindnoot5 zijn dadelijk naar Jaffa gegaan voor de Zionistische Commissie. Eveneens het bestuur van den Volksraad: Ben Zewi, dr. Thon en de onvermijdelijke David Yellin. Alsof wij juist in Jaffa, het centrum van de nationalisten, geen bedreven praters genoeg hebben. Hier is alles nog zonder geweld gegaan. De jonge Joden zijn natuurlijk woedend. Zij willen het zelfverdedigingscorps van Jabotinsky weer opzetten. Er wordt al druk vergaderd. Men wil de regeering wapens vragen. Maar het is duidelijk, dat de regeering niet een deel van de bevolking wapenen kan. Sir Herbert beweert, dat hij den toestand meester is en meester blijft. In Jaffa is de staat van beleg afgekondigd. Tel Aviv staat onder bevel van den Joodschen kolonel MargolinGa naar eindnoot6 met joodsche soldaten. Maar particulieren wapens geven zal de regeering niet doen. Als nu de joodsche jongens maar niet hun zelfverdedigings-gedachte toch doorzetten en in botsing komen met de regeering. De stemming in de couranten is die van vastberadenheid. Laten de Arabieren niet denken, schrijft Ben Jehoedah, dat wij nu den opbouw van het Joodsch-Nationaal Tehuis in den steek laten. Integendeel. Overigens zal deze opstand den Arabieren in de oogen van de Engelsche regeering meer kwaad dan goed doen, evenals de opstand in Jeruzalem verleden jaar. Trouwens, er zijn ook betere Arabieren. Verscheidene hunner te Jaffa hebben joodsche gewonden in huis genomen en goed verzorgd. | |
IVVandaag was de maandelijksche vergadering van den Adviseerenden Palestinaraad.Ga naar eindnoot7 Sir Herbert heeft zijn verontwaardiging over het gebeurde uitgesproken en verzekerd, dat de schuldigen streng zullen worden gestraft. Enkele leden hebben zich bij zijn woorden aangesloten. Maar toch met eene nuance verschil. De Arabische sprekers vroegen strenge bestraffing van degenen, die het kwaad hebben veroorzaakt. Lees: de Mopsen. De joodsche spreker: van degenen, die de wandaden bedreven; lees: de Arabische kaaiwerkers en politieagenten. De Regeering kan zich nu nog niet over schuld of onschuld uitspreken. Norman Bentwich, de Legal Secretary,Ga naar eindnoot8 is te Jaffa geweest. Maar leider van het onderzoek is nu mr. Kerwack, de procureur-generaal. Daarover | |
[pagina 129]
| |
zijn de Joden nu al vast zeer ontstemd. Want mr. Kerwack was ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij den krijgsraad, die Jabotinsky en zijn negentien zoo zwaar heeft gestraft.Ga naar eindnoot9 En hij heeft zich toen laten kennen als niet zeer pro-Joodsch. Men was hier al boos genoeg, dat hij gehandhaafd bleef, ook na de vernietiging van Jabotinsky's vonnis. De Joden voelen zich, precies als verleden jaar, de onschuldig aangevallen partij. Maar het is niet onmogelijk, dat de Engelsche ambtenaren tot de conclusie zullen komen, dat er aan beide zijden schuld is. En dat er aan beide zijden even zwaar moet worden gestraft. Dat is het systeem van verleden jaar geweest. En sommigen vreezen, dat het weder het systeem zal zijn. Maar de Joden willen dat niet. Men moet zich maar eens voorstellen, dat bijvoorbeeld een van de Joodsche gevangenen ter dood werd veroordeeld. Voor Sir Herbert is het gebeurde een zware slag. Het faillissement van het stelsel van den milden glimlach en het zachtmoedige beleid. De toover van de glimlach is verbroken. Er is geen nimbus meer. Wat de politieke gevolgen zijn, zullen we moeten afwachten. Misschien komt men tot het inzicht, dat er een einde moet worden gemaakt aan den toestand van onzekerheid, waarin Palestina staatkundig verkeert. En dat het mandaat nu afgehandeld moet worden. Dat Engeland de Balfour-declaratie nu ineens zou gaan intrekken, verwacht natuurlijk geen mensch. Maar sommige anti-Joodsche Engelsche ambtenaren beginnen nu al te zeggen, dat men met de doorvoering van de Balfour-verklaring niet voorzichtig genoeg kan zijn. Financieele gevolgen zijn er natuurlijk ook. De groote schade te Jaffa aangericht en de kosten veroorzaakt door het militaire optreden. Verleden jaar heeft de regeering de plunderschade vergoed. Er is nu eene nieuwe politie-verordening, die de Regeering het recht geeft dergelijke kosten en schaden als te Jaffa, te verhalen op de bewoners van een opstandige stad of streek of op een gedeelte daarvan. In theorie kan de regeering dus alle Arabische bewoners van Jaffa aansprakelijk stellen. Maar dat zal men zoo gauw niet doen. En van de kaaiwerkers is niets te halen. Maar financieel bedenkelijk is vooral, dat Sir Herbert nu niet licht zal toestemmen in eene vermindering van het Engelsche garnizoen. En vooral zal men nu wel héél voorzichtig zijn met de vorming van een Arabisch legioen. Een gemengd Joodsch-Arabisch legioen is nu natuurlijk heelemaal gevaarlijk. | |
VSoms grijnst de historie en wij grijnzen mee. Wij hebben toevallig bezoek van de kolonels Gabriëls en Waters Taylor,Ga naar eindnoot10 twee hoofdambtenaren van de oude administratie. Zij rijden in mooie auto's door deze mooie stad. En zij vertellen niet, wat zij denken. | |
[pagina 130]
| |
Overigens is het van buiten alles rustig en zonnig. De Engelsche soldaten zijn vanmorgen met groote muziek door de stad getrokken. Zondag begint de vastenmaand van Ramadan. En aan het einde daarvan het Beiramfeest.Ga naar eindnoot11 De Arabieren hopen op een algemeenen opstand in Palestina. Overal. En dan zijn er geen troepen genoeg. En wij? God is met ons. Wij zullen onbevreesd leven en onbevreesd sterven. Mijn buurkinderen spelen al: ‘Opstand in Jaffa’. Een van de jongens, die voor Jood speelde, is aardig toegetakeld.
[23 mei 1921, avondblad, p. 5] |
|