Jacob Israël de Haan. Correspondent in Palestina 1919-1924
(1981)–Jacob Israël de Haan, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
De kleeren van juffrouw DavidsJeruzalem, 8 November. In de zijstraat naast het Rothschild-hospitaal zetelen de kleeren van juffrouw Davids. Een onderdeel van het weezenwerk. En dit weer een onderdeel van het Amerikaansche reliefwerk. Vroeger is dit onder de Zionistische Commissie geweest. Thans is het een eigen administratie, al zetelt de leider, dr. Da Sola Pool nog in het gebouw van de commissie. Maar juffrouw BergerGa naar eindnoot1 van de weezen in het algemeen, en juffrouw Davids van de kleeren, die zetelen apart in dat straatje bij het Rothschild-hospitaal. O, het is niet zoo gemakkelijk bij de kleeren van juffrouw Davids te komen! Er zijn heel vrijmoedige vragers onder de bedeelden van Jeruzalem. Daarom is ook de buitentrap rechts naar het kantoor van juffrouw Berger afgesloten met een ijzeren hek en daarvoor een stevig mannetje, die 't hek alleen opent als het noodig is. Links is dan het domein, o, Amsterdammers, waar uw gewezen stadgenoote mejuffrouw E. Davids, de kleeren beheert. Maar ook dat gebied afgesloten met een ijzeren hek. Doch als men u kent als een rustig burger van Jeruzalem, die zich noch door afpersing noch door afdreiging zal meester maken van de kleeren van juffrouw Davids, dan wordt ge binnengelaten. Het naftalienen gangetje door. Een hokje met een héél weidsch opschrift: ‘Kantoor van juffrouw Davids.’ Een tafel. Een stoel. Een soort binnenmuurtje. Of een verjaarde regenbak. Zitten en dan maar vragen. | |
IIDe taak van juffrouw Davids is niet minder dan de kleeren te verzorgen van de vijf-en-twintig-honderd weezen, die te Jeruzalem buiten de gestichten worden verpleegd. En daarvoor is wat noodig! Vroeger werden veel oude kleeren uit Amerika gezonden. Maar afgedragen rijk goed is niet geschikt voor armen. Nu zendt men nieuw. Nog beter is: stof te zenden. Want de Amerikaansche snit zit den kinderen hier vreemd. Nog beter is geld. Veel geld. De kleeren worden dan gemaakt in het naaihuis van weer een andere juffrouw. Die werkt ook voor de regeering. Als het druk is, werkt zij wel met tweehonderd vrouwen, waarvan wel een honderdvijftig weezen. Het liefst dragen de kinderen hier khaki. Dan lijken ze op boy-scouts. En dat is deftig. Ook is het Engelsch. Och, en een tikje assimilatie-geest is er hier toch ook. Het khaki kost hier elf piaster de yard. Dat is bijna een gulden vijf en dertig. En daar een yard glad gerekend wordt op negentig centimeter, wordt dat een daalder de meter. Even duur is flanellette voor meisjesjurken, maar veel aardiger. Iets goedkooper is gingham,Ga naar eindnoot2 dat in warme plaatsen, als Tiberias, wordt verstrekt. Maar ze willen allemaal veel liever khaki. Boy-scouts. Engelsch. Assimilatisch. | |
[pagina 109]
| |
Tweemaal in het jaar is er een groote uitkeering. Paasch en de Najaarsfeesten. Een weesje van Jeruzalem krijgt per jaar: drie stel ondergoed, een warme jurk, een lichte jurk, een pelerien met kap, een khaki hoed, een paar schoenen, een paar sandalen. De stad is verdeeld in twaalf wijken. Iedere wijk heeft een zuster, die geacht wordt de kinderen te kennen, en de moeders of pleegmoeders. Want de halve weezen, zonder vader, vallen ook in de verzorging. Al vreezen wij wel, dat het Amerikaansche comité wegens geldgebrek dit zal moeten inkrimpen of geheel nalaten. Katoenen kinderkousen kosten hier acht piaster een paar. Dat is een gulden. Ze worden hier in de winkels gekocht. Of in eigen beheer gebreid. Een breister kan per week twintig tot vijf en twintig paar breien en bekomt twee en een kwart piaster per paar. Ongeveer een half pond per week. Gelukkig, dat de meeste breisters wel weduwe of wees zijn en als zoodanig nog een steuntje genieten. Overigens is het hier al net als elders: niemand wil dienstbode zijn. Er zijn Joodsche meisjes, die liever gaan met de Engelsche soldaten dan dat zij werken. Dat is Jeruzalem. Heilige Stad van het Heilige Land. Het is hard deze dingen te zeggen. Maar het is dwaas deze dingen niet te zeggen. Wij moeten doen voor onze opgroeiende jeugd. Jongens en meisjes. Wij hebben zoveel te doen. En wij hebben zoo weinig geld. | |
IIIHet spreekt vanzelf, dat een zoo machtige vrouw als juffrouw Davids veel wordt lastig gevallen. Niet voor niets troont zij achter een ijzeren hek. En de hof van het huis. Vol vrouwen, meisjes en knapen. Zij kakelen in alle talen van Jeruzalem. Zij spelen, gevaarlijk, met den regenbak. Zij komen een paar schoenen ruilen, dat te klein is. Of bedelen om een extra stukje goed. Of er is een weesje, dat de bruid is geworden, en nu een bijdrage vraagt in haar uitzet. Al is de groote najaarsbedeeling voorbij, het blijft toch druk. En hoevelen zijn er niet, die juffrouw Davids willen berooven van haar kleeren, door een samenweefsel van verdichtsels of door listige kunstgrepen. Gelukkig heeft ieder weesje een kaart, waarop precies staat aangeteekend, wat dit weesje alzoo bekomen heeft. Wij krijgen natuurlijk ook heel mooie brieven. In het Engelsch. Zij worden geschreven door den rekestenschrijver van Mea Scheariem, die, wegens het onberispelijk Engelsch, dan ook wel twee shillings berekent per stuk. Ze zijn allen van dezelfde hand. Wie zal ze vertalen? Aldus: ‘Jerusalem 24st. 10 - 1920. To Miss Davies Esq. c/o Relieve Office Distribution Commitee | |
[pagina 110]
| |
Of America Jw. Palestine, Jerusalem. Dear Mammi! May I respectfully ask of you the kindniss, in granting me the following petition. As I and my familly are strangers in this country and we are naked and my wife is bare footed and having no shirt on her (in wich I hope you ill excuse my expression). I am appealing to you as a child to its mother, as its cold now and we haven 't with what to cover our bodies we are living in ther Asil Measharium lying on the bare ground. So please if its possible to grant us some clothes for my wife and a cover and a shute for me in that I may be able to present myself for an employment. Trusting that my reqest wille be granted and oblige thanking you in anticipation, I am waiting your kind reply and oblige I remain, Mammi your obedient servant
Lasar Weiss.’
Natuurlijk helpt dat. En ziet: eenige dagen later een nieuw rekest. Geschreven met dezelfde kloeke, onbevreesde hand. Datum en opschrift als voren:
‘Dear Mammi! As I'm enable to work because I'm sick in which I've been laid up in the hospital under a severe sickness an the doctor gove me a certificate to the Relieve Office for assistance and the note was refused in the note states that I need clothing. So I beg you Mammi; to do me the favour in giving some clothes to warm myself. I hope that my request will be granterd.’ enz.
Het sierlijke slot als in de eerste. Maar een P.S.N.B.: I'm living in the Asil at Measharim lying on the bare ground. Natuurlijk helpt dit. En natuurlijk krijgen wij twee dagen later een nieuw rekest weer met dezelfde sierlijke hand. Miss Davies Esqre heeft het druk.
‘Mammi! I respectfully ask of you the kindness as you've done me a great favour in supplying me some clothes and a pair of boots, but I hope you ill excuse me for the trouble as the boots are too narrow on me, so that you should kindly change them for me, and kindly see to give me an overcoat or a warm jacket as I've just come out from the hospital and I'm lying on the bare floor in the jewish Asil in Measherim, in so doing God will prospect your days because I'm a stranger here in Jerusalem and have nobody to look after me, except God and you. Trusting that,’ enz... | |
[pagina 111]
| |
Het slot gelijk de twee vorige brieven. en nu wacht Miss Davies Esqre maar weer af wat verder over haar zal worden beschoren door den rekestenschrijver van het Asyl in Mea Scheariem, waar blijkbaar ieder op den naakten grond slaapt. | |
IVJuffrouw Hoofiën,Ga naar eindnoot3 land- en stadgenoote, komt het kleerenkantoortje van Miss Davies Esqre binnen. Zij werkt ook bij de weezen en zij gaat over eenige weken tijdelijk voor het weezenwerk naar Damascus. Nu werkt zij hier in de wijken. De Hollandsche Zionisten worden hier gaarne voor dit werk gevraagd. Ze hebben hier den goeden naam zorgvuldig en vertrouwd te zijn. Juffrouw Hoofiën vertelt haar weezen-avonturen. Wij lachen soms. Maar toch: dit is Jeruzalem. De stad die voor ons geen stad was, maar een Heiligdom, en alle menschen dachten wij daar priesters. Gisteren is juffrouw Hoofiën in haar wijk gekomen. ‘Juffrouw’ komt haar een van haar halve weezen te gemoet: ‘wilt u in het vervolg mijn geld maar aan mijn tante geven. Mijn moeder is weer getrouwd, en mijn stiefvader wil mij niet in huis hebben.’ Natuurlijk wordt de zaak onderzocht. Ja, de moeder is hertrouwd met een weduwnaar met zes kinderen, omdat zij geen huis had en hij wel. En de stiefvader wil haar dochter niet houden. Kort en goed: ‘Ik heb de moeder getrouwd omdat ik haar noodig had. En de dochter houd ik niet, omdat ik haar niet noodig heb.’ Hij heeft ook geen ruimte voor de dochter. Zes eigen kinderen. Bij onderzoek blijkt daarvan één gestorven. Welja, zegt de man: ‘maar denkt u, dat ik die nu al vergeten ben?’ Wij lachen. En wij zuchten. Een Heilig Land? Een Heilige Stad? | |
VEn vanavond. Twee chaloetsiem brengen een jongetje in het weeshuis, dat alleen van Jaffa is gekomen met een brief van het immigratie-comité. Hij heet Mozes. Komt uit den Krim. Kan schoenmaken. Hij is veertien jaar. Hij vertelt ons, dat hij al vier jaar lang Zionist is. Hij is met de chaloetsiem medegekomen. Neen, bagage heeft hij niet. Wij kijken naar het magere lijfje in de magere kleeren. Hij krijgt een dikke boterham en een dik glas melk. Dan slapen gaan. Het Heilige Land. Jeruzalem. En morgen naar de kleeren van Miss Davies Esqre.
[3 december 1920, avondblad, p. 13] |
|